Van Henegouwen. Ooit, na jaren trouwe dienst, gepasseerd door een jonge jurist. En ikzelf? Toen ik hier kwam stelde ik hypotheekaktes op. Nu zijn het standaardformulieren, die door een uitzendkracht worden ingevuld. Het enige wat ik doe, is controleren of er geen fouten zijn gemaakt en ondertekenen, omdat de wet nu eenmaal vereist dat de akte door een jurist wordt ondertekend. Verder nog vragen? Onno slikte alsof hij gekweld werd door een pijn in de borststreek.
Een lange tijd keek hij voor zich uit en wierp toen een blik op zijn horloge.
‘Halftien,’ mompelde hij, ‘het kan nog.’
Langzaam, alsof hij aarzelde, kwam hij overeind. Hij sloot de laden af, wierp de paperclip in de prullenbak naast zijn bureau en verliet, zonder iemand te groeten, de afdeling.
Toen Onno de wachtkamer van zijn huisarts binnenkwam, vroeg hij: ‘Wie is de laatste?’
‘Dat ben jij,’ merkte iemand met zijn arm in een mitella op.
Onno forceerde een glimlach en liet zich in een rotan kuipstoeltje zakken. Het ding kraakte vervaarlijk. Op een ronde salontafel voor hem lagen tijdschriften. Hij pakte een Arts en auto van enkele jaren terug en bladerde het blad zonder te lezen door. Nadat hij een jaargang Verstandige voeding had doorgenomen, was hij aan de beurt.
De arts, Onno schatte hem ergens in de dertig, bood hem een stoel aan. Vervolgens nam hij zelf plaats achter zijn bureau, legde zijn handen gevouwen voor zich neer en zweeg langdurig, waarbij hij Onno vriendelijk aankeek.
‘Het gaat niet goed,’ zei Onno ten slotte, ‘kent u de vorm van een paperclip?’
De arts trok zijn wenkbrauwen even op en antwoordde na een kleine stilte: ‘Jazeker.’
‘Dan weet u genoeg.’
De medicus knikte zwijgend. Hij wachtte even, maar toen er van Onno geen verdere reactie meer kwam, zei hij, terwijl hij zijn hand uitstrekte naar het receptenblok: ‘Ik zal uw psyche een warme jas geven.’ Op het montere en gladgeschoren gezicht van de arts verscheen een glimlachje, maar toen Onno niet reageerde, verdween die snel. ‘Houdt u er rekening mee,’ vervolgde de arts, ‘dat de medicijnen uw stemmingen vervlakken; minder pieken zogezegd maar ook minder dalen, begrijpt u?’
Onno knikte. Hij dankte de arts voor het recept en verliet de spreekkamer.
Bij de apotheker wachtte Onno net zolang tot er geen andere klanten meer waren, alsof hij preservatieven wilde bestellen. Toen hij eindelijk de enige was, schoof hij het recept naar het meisje achter de balie. Ze wierp er een korte blik op, keek Onno onderzoekend aan en draaide zich ineens om. De lijnen van haar lichaam, duidelijk zichtbaar onder de strakke trui en broek, deden Onno aan zijn vrouw denken toen zij hem nog niet had verlaten.
‘Ik weet het niet, Onno, maar het is alsof je achter een beslagen ruit staat. Ik zie je wel, maar je bent er niet.’
Onno kreeg niet de tijd om te vragen: ‘Hoe bedoel je dat?’, want het meisje stond inmiddels met de medicijnen voor hem.
‘Weest u voorzichtig met autorijden,’ zei ze, terwijl ze hem een vrolijk gekleurd plastic zakje overhandigde. Onno knikte en verliet de apotheek.
Eenmaal buiten op de stoep, vroeg hij zich af wat hem te doen stond. Terug naar kantoor was uitgesloten. ‘Het is gevaarlijk en ongezond werk,’ stelde hij. ‘Laat ik een wandeling maken, wellicht verkwikt dat de geest.’