in de symbiose tussen algen en schimmels. Nog een uurtje heb ik en dat zal genoeg zijn, want het wordt toch weer multiple choice. Jezus, alleen debielen en aartsluiaards redden het niet op de universiteit. Moeizaam probeer ik mijn aandacht erbij te houden. Steeds zie ik moeder: haar platte neus en het litteken dwars over haar gezicht. Was het nog maar eergisteren, toen het door een verkeersongeluk kwam.
Mijn hele leven werd ik gek van haar verzonnen levensvreugde. Nu wou ik dat ze die leugens had volgehouden, mijn gezeur had afgeschud en stug haar fantasieverhalen over het verleden had volgehouden. De waarheid is als een kankergezwel op mijn ziel en ik merk dat ik in één nacht ben veranderd, slechter ben geworden. Ik denk aan het brekende glas bij dokter Bokma en aan de scherven in zijn been die dropen van het bloed, en voel wellust. En ik denk aan die keer dat ik iemand op zijn bek sloeg. Het was een gemene etter. Het bloed spoot uit z'n neus en toen liet hij me met rust.
Normaal ben ik niet zo agressief. In elk geval niet zo agressief als mijn vader. Ik heb een vliesje zelfbeheersing. Geloof ik.
Het is maandag en juist dan belt hij om zijn treurige leugens af te steken. Godverdomme, hoe durft hij zielig te doen! Mijn vuisten liggen verkrampt op het korstmossenboek tot de telefoon eindelijk rinkelt. Woede laait in me op en ik schreeuw zijn naam door de telefoon. Het blijft even stil en hij zegt zacht ‘Ik bel toch altijd op maandag? Gaat het wel goed met je, je klinkt zo eh... agressief?’
Ik slik mijn scheldwoorden in en wrijf over mijn voorhoofd. Kalm blijven! Hij hoeft het nog niet te weten, hij ontkent het toch allemaal. Ik wil het hem recht in zijn gezicht spugen! Dat hij zelfs zijn eigen waardeloze leven niet verdient en dat hij moet boeten voor mama's ellende. Maar eerst moet ik hem hier krijgen. Er is een manier, en als hij erg hunkert, zal hij komen.
‘Mario...,’ zeg ik kalm, ‘...heb je nog steeds geld nodig?’
Hij kan de gretigheid in zijn stem niet verbergen: ‘Dat weet je toch! Ik ben chronisch ziek en de verzekering wil me maar niet helpen. Die doktoren kosten me handen vol geld! Niemand helpt me...’
Wat een jammerend stuk verdriet! Nu moet ik overtuigend overkomen: ‘Klote zeg... Ik sta zelf ook altijd in de min hè, dus daarom reageerde ik zo lullig op jou. Omdat je altijd geld nodig hebt bedoel ik. En jij kan er ook niets aan doen... Sorry.’ Dat pers ik er nog achteraan. Door de telefoon kan ook ik liegen.
‘Oké, oké. Dat begrijp ik toch m'n jongen.’
De haartjes in mijn nek gaan overeind staan. Wat een lul, wat een lul! Vuile, gore tyfusklootzak! Ik dwing mezelf om rustig door te spreken:
‘Maar ik heb goed nieuws! Ik heb geld teruggekregen van de studiefinanciering. Ze hebben eindelijk hun fout toegegeven. Dus ik kan je nu wel helpen. Ik zou...’
‘Hoeveel!?’ onderbreekt hij me schor, alle zelfbeheersing verliezend.
Ik glimlach. ‘Duizend zal wel lukken.’
‘Ik kom er meteen aan. Jezus man, wat komt dat goed uit! Ik heb heel hard een nieuwe behandeling nodig!’
Scherpe messen heb ik niet, het zakmes klapt dicht als je er kracht op zet en verder heb ik alleen lullige aardappelschilmesjes. Maar ik heb een plan. Een verschrikkelijk goed plan. Ik haal mijn rugzak van de vliering en prop er in het