waard vinden’. Waarom de lezers dan toch weglopen, daarover repte hij niet. Dat het probleem ook niet ligt bij de goede journalisten, maar bij het loslaten van de journalistieke ondergrens in de huidige ‘brede kranten’ met al dat zelfgenoegzame lifestyle-gefröbel, daarover zweeg hij ook. Feest was het en feest moest het blijven.
Feest wordt het derhalve ook bij NRC Handelsblad. De Boekenbijlage bestaat op 22 september aanstaande tien jaar, en dat heeft ook geleid tot een uitbarsting van zelffelicitatie. Hoe nu, hoor ik u denken, tien jaar pas? Hoe zit het dan met CS literair, de boekenbijlage van NRC's Cultureel Supplement dat al in 1990 een zelfstandig katern werd? Hoe zit het met NRC's zaterdagse Boekenbijvoegsel dat tussen 1983 en 1996 een aparte bijlage was?
Welaan, journalisten hebben een kort geheugen, en een gelegenheid tot zelffelicitatie laten zij zelden glippen. Niet alleen verschijnt er een speciale aflevering van de Boekenbijlage waarin de redactie zichzelf geluk wenst en is er een poster gemaakt waarop men zichzelf liet afbeelden, maar er volgt ook een party met lezers en medewerkers, waarop schrijvers de lof gaan zingen van de redactie. En het moet gezegd, benijdenswaardig is die redactie zeker. Zeven voltijdsredacteuren maken een bijlage waarin wekelijks zo'n zestien recensies staan. Na het redigeren van ruim twee recensies per persoon kunnen zij zich derhalve richten op echt belangrijke zaken, zoals het plaatsnemen in literaire jury's of het schrijven van columns over het lot van de beschaving.
Dat er voorlopig geen tekort aan boeken zal zijn, daarvoor zorgt het Fonds der Letteren. Dit publiceerde zojuist met gepaste zelffelicitatie het jaarverslag 2005. In het voorwoord roemt voorzitter Tjalling Halbertsma de eigen bezigheden, die bestaan uit het uitdelen van geld aan schrijvers en vertalers. Door al het ‘gefundeerde werk’, noteerde hij, wordt slechts ‘een minimaal aantal beroepszaken’ tegen het Fonds aangespannen: ‘In een literaire wereld waarin men het bij voorkeur met elkaar oneens is, mag dat gerust een unicum heten.’
Het was een beetje jammer dat Arjan Peters, recensent van de Volkskrant, het hiermee toch weer oneens was. Die wees erop dat de kwaliteitsselectie waarmee het Fonds zichzelf feliciteerde had geleid tot uitkeringen van 60.000 euro aan Jacques Hamelink voor een dichtbundel, van 50.000 aan Elly de Waard voor een dichtbundel, van 55.000 euro aan de in het Portugees schrijvende J. Rentes de Carvalho, van 75.000 euro aan eigen commissielid Erik Vlaminck uit België, alsmede tot een uitkering van 30.000 euro aan Geerten Meijsing voor een bundeling van oude stukken door een ander.
Een beetje flauw van Peters was wellicht dat hij naliet te vermelden dat het elk jaar hetzelfde liedje is met het Fonds der Letteren. Hier zien we niet schrijvers desperaat op zoek naar een fonds, maar een fonds desperaat op zoek naar schrijvers. Vorig jaar kreeg Ger Verrips 40.000 euro voor twee boeken, Jacques Kruithof 50.000 voor een boek en Pam Emmerik 60.000 voor een roman en een verhalenbundel. Ik ben erg voor het subsidiëren van schrijvers, het houdt ze warm en van de straat, hoewel het misschien te overwegen zou zijn niet alle dankzij het Fonds ontstane boekwerken ook maar meteen te publiceren.
Al degenen die twijfelen aan zichzelf, en die hun bezigheden te gering vinden om er hoog van op te geven, staan tegenover zelffelicitatie met de mond vol tanden. Te langzaam groeit bij hen het besef dat dit de wijze is waarop de blanke geprivilegieerde bovenklasse zichzelf maakt tot de peiler van de stagnatie in onze samenleving. Er is één troost: de middelmatigheid wordt duur betaald. - bb