Hollands Maandblad. Jaargang 2006 (698-709)(2006)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] de ironie Bas van Putten ik heb een wens een heel eenvoudige Ik wil een tijd gedichten schrijven nieuw leren spreken in de taal op maat die van ons uitgehongerd overvragen eerst uiteen moest vallen tot na de slag weer alles woord werd woord op schaal dat zich weer sterk alleen met ons verstaan wil en namens ons mag zeggen wat het klaren zal met dat aan eigenzin en waardigheid genezen woord uit bouwzucht dan de taal weer hechten tot beschermende materie die bedekken en verwarmen en behagen mocht dat woord wordt venster tussen mij en de geziene dingen en noemt zich tussen bron en doel van kijken sluipvoets ik ik had mij voorgenomen zo te spreken dat ik me als lezer met ontkoppelde bezieling bukken kon voor wat de woorden met hun kleine scherpe nieuwe ogen zagen ze zagen alle oude dingen nieuw ook de poëtische en zo dat taal weer zelf de dingen was die oog in oog met ons tot zin verkeerden zin zinnen van het woord naar terug zoals een mens lang heen kon zeggen wat hij zag aan havens, bergen, kusten toen kunst naar Rilke zei nog was niet weten dat de wereld mooi is en er een maken in alle openheid: het schip dat voer met zeilen wit op lucht zo blauw van zon zo licht tot mens zo klein dus dat je dacht onthoud dat woordgeklaarde onvervuilde beeld van buiten met een anker binnenhalen daar waar sprak het argeloos volledig prachtig niemand dacht nog aan de storm de nacht de moordlust van de zee Poseidon wat je ook had kunnen denken waar het woord niet meer de grens was maar een doorgang naar een opening naar verder dankzij de taal die ons verschoonde zochten wij die keken niet meer naar vertaling van natuur [pagina 61] [p. 61] niet meer de tussentinten en vermoedens ondergrondse negatieven van geziene dingen meer moet, besloot mijn taal, natuur niet zijn dan som van elementen de psyche is als oorzaak nog het element dat schildert, kwast en verf maar het is geest vol eerbied, die neemt om meer te mogen geven dat was de geest die mij deed voornemen te dichten zo zal het zijn mijn schilderen met drie vier kleuren wit en blauw en geel dus alle kleuren die bekennen dat is dat geen verder let wel ik zeg dit alles niet uit trots ik wil voor eens een goede gastheer zijn dat heb ik te bewijzen nu het enige dat ik bewijzen moet mijn kleiner nederiger zijn is dan mijn lichtste woorden alleen wie mij zou vragen zou ik zeggen ja dit is mijn huis ik heb dat huis zo ingericht dat ik kan zeggen dat daar is mijn deur, dat is mijn raam, en dat mijn stoel daar loop en zit en slaap en kook en droom ik dat is onloochenbaar echt allemaal het mijne letterlijk tegen de eerste gast die kwam zei ik dan zacht en klein verzuchtend nooit meer ander soort bezit dan eigen de taal van proza die ik sprak heeft iedereen verraden terwijl je voelen moet en zeggen kom en ik zal komen niet als ik het boze ik maar met het schoongewassen woord dat eenzaam spreekt namens ons allen zoals op groter schalen dan de onze ooit de goden deden en vandaag alweer de zon die is een vuur alleen niet een verblindend bazig vuur niet dreigement maar licht en leven dus als ik zeg mijn wereld is te groot dan zeg ik dat in taal van taal ik wil mijn leven terug en voor dat leven woorden zachte woorden die gelukkig maken niet vermoorden wat geluk nog nooit in taal kon zijn een theorie van ongeschonden wezen Vorige Volgende