dat Lord Byron zijn vriend en criticus Thomas Moore verzocht had om het gedicht positief te beoordelen, schreef die laatste in de gezaghebbende Edinburgh Review van september 1816 vol minachting ‘the thing now before us, is utterly destitute of value’, en hij tartte ‘any man to point out a passage of poetical merit’. Gedurende de gehele negentiende eeuw zou deze opvatting niet veranderen. Degenen die aan het gedicht wel waarde toekenden, onder wie Charles Lamb, Leigh Hunt en Edgar Allan Poe, waren letterlijk op één hand te tellen.
In de twintigste eeuw veranderde de appreciatie van ‘Kubla Khan’ plotseling dramatisch. In 1927 plaatste de befaamde Amerikaanse hoogleraar Engelstalige literatuur John Livingston Lowes zich - uiteraard zonder daarvan besef te hebben - aan het hoofd van wat zou uitgroeien tot een processie van bewonderaars. Zijn The Road to Xanadu; A Study in the Ways of the Imagination betekende een keerpunt in de receptie van het gedicht maar ook in de wijze waarop literatuurwetenschappers aankeken tegen het creatieve proces van schrijven. Het boek werd een (bescheiden) bestseller en - belangrijker nog - een klassieker. Lowes boog zich in The Road to Xanadu niet alleen over de gedichten van Coleridge, maar bovenal over de bronnen van zowel ‘The Ancient Mariner’ als ‘Kubla Khan’, en over de associatieve wijze waarop Coleridge uit die bronnen putte. The Road to Xanadu laat zich nu nog lezen als literatuurwetenschappelijke ‘thriller’, een detective met intertekstualiteit als onderzoeksmethode, de notitieboeken van de dichter als bewijslast en de gedichten als de mysteries.
Hoewel Lowes' bevindingen (en stijl) in onze tijd bekritiseerd worden, was de invloed van zijn werk overweldigend. Van het ene moment op het andere promoveerde ‘Kubla Khan’ van genegeerd probeersel tot meesterwerk. Het is het enige gedicht van die omvang waarover zowat een halve bibliotheek is volgeschreven, met diverse monografieën en ten minste 150 artikelen en essays. De belangrijke literatuurhistorica Elisabeth Schneider publiceerde in 1953 Coleridge, Opium and ‘Kubla Khan’, dat nadien vele malen werd herdrukt. De bekende Amerikaanse literatuurwetenschapper Marshall Suther, auteur van The Dark Night of Samuel Tayler Coleridge (1960), wijdde eveneens een heel boek aan het gedicht met zijn Visions of Xanadu uit 1965. En John Beer - ontzagwekkend Coleridge-kenner, redacteur van zowel The Collected Works of Samuel Taylor Coleridge als van Coleridge's Poems uit 2000 en inmiddels emeritus hoogleraar Engelse Literatuur aan de University of Cambridge en Fellow van Peterhouse - raakte niet uitgeschreven over ‘Kubla Khan’. Keer op keer besteedde hij aandacht aan ‘Kubla Khan’, zoals in zijn monografie Coleridge the Visionary uit 1959 en in zijn grote essays ‘Coleridge's Poetic Intelligence’ uit 1977 en ‘The Languages of Kubla Khan’ uit 1985.
Meer recent bood de getalenteerde veelschrijfster Caroline Alexander in haar The Way to Xanadu (1993) een doorwrochte analyse van het gedicht tezamen met een verslag van haar reizen door de landen waar in ‘Kubla Khan’ naar wordt verwezen. Elinor S. Shaffer, literatuurwetenschapster van de School of Advanced Study aan de universiteit van Londen, tracht ‘Kubla Khan’ te plaatsen in een Europese traditie van romantische bijbelexegese in haar bejubelde ‘Kubla Khan’ and the Fall of Jerusalem, terwijl de postmoderniste Kathleen M. Wheeler van Darwin College te Cambridge in The Creative Mind in Coleridge's Poetry het gedicht benadert vanuit deconstructionistisch perspectief. De recentste in de lange rij van ‘Kubla Khan’-geleerden is Robert F. Fleissner, Anglist van de Central State University, Wilbeforce, Ohio, die in zijn rapsodische Sources, Meaning, and Influences; Xanadu Re-Routed (2000) op lichtvoetige wijze om de hete brij van het gedicht heen draait.
Kort gezegd: over ‘Kubla Khan’ is ondertussen alles bekend, behalve wat het betekent. Veel critici houden het er op dat het gedicht een visie probeert te geven op het wezen van de poëzie zelf, of dan toch tenminste op de relatie tussen pure inspiratie en de verwoording daarvan. Het grootste deel van de commentatoren blijft echter worstelen met de tekst. De ratio geeft hen in dat ‘Kubla Khan’ het meest lijkt op een