Deze maand
Nederland is een open boek. Slechts weinig blijft hier verborgen. Justitiedossiers dwarrelen als lentebloesems door de lucht, politici klappen uit de school wanneer zij de schaduw van een microfoon zien, en elk zomerbriesje brengt een opinieonderzoek omtrent hoe ‘men’ over iets denkt. (Inderdaad, dit is de ‘men’ die Martin Heidegger al zo vreesde, omdat deze ‘men’ oprukt en eist dat wij een van ‘men’ worden, zonder dat wij ‘men’ kennen, begrijpen, laat staan kunnen tegenhouden.) Toch resteert nog één raadsel in ons land dat nooit echt is ontrafeld. Het gaat dan om de vraag of wij ons telkens weer laten verrassen door de werkelijkheid, of dat werkelijkheid zich steeds opnieuw laat verrassen door ons.
Ik bedoel het volgende: dit land heeft een Stichting Lezen, gevestigd in het Oxford House te Amsterdam, die al decennia door de overheid wordt gesubsidieerd met miljoenen euro per jaar, zodat tien stafleden aan het werk kunnen blijven. Dit land heeft ook een Stichting Schrijven, gevestigd aan de Herengracht te Amsterdam, waar zes mensen hun brood verdienen met werkzaamheden voor deze koepelorganisatie die ‘hét kennis- en innovatiecentrum op het gebied van creatief, literair schrijven’ wil zijn. Dan heeft Nederland een Stichting Lezen & Schrijven, die mede door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gefinancierd. Daarnaast is er de Taalunie, die emplooi geeft aan 25 medewerkers en een budget heeft van zo'n 9 miljoen euro.
Met zovele organisaties voor het welzijn van het lezen, het schrijven en de taal, is het geen wonder dat ons oog onlangs werd getroffen door het jaarverslag van de Inspectie van het Onderwijs. Daarin stond dat aan het einde van de basisschool een kwart van de leerlingen in Nederland een taalachterstand heeft van twee jaar, terwijl bijna vijftien procent van de leerlingen een leesachterstand van zo'n drie jaar heeft. Dit laatste komt neer, schreef de Inspectie, op het niet kunnen lezen door een 12-jarige van een kinderboek als Pluk van de Petteflet. Zoiets heeft consequenties: bijna een kwart van de vmbo-leerlingen beheerst het Nederlands onvoldoende om schoolboeken te lezen die speciaal voor hen zijn geschreven. Ongeveer 7 procent van de 15-jarige leerlingen kan na hun schoolperiode de bijsluiter van een pakje aspirine niet begrijpen. Geen mirakel dat ons land met 180.000 schoolverlaters een uitzonderlijk hoog percentage jongeren zonder ‘startkwalificatie’ heeft (bijna een kwart van hen is allochtoon).
Anderzijds merkt de Inspectie in nogal eufemistische termen op dat in het Hoger Onderwijs juist verontrustend vaak diploma's zonder veel waarneembare tegenprestatie worden weggegeven aan studenten: ‘Het interne toezicht behoeft verbetering, zo bleek uit een onderzoek van de inspectie naar de afgifte van getuigschriften.’ Maar ja, de Inspectie weet ook wel dat er veel doctorandussen nodig zijn om in de Stichting Lezen, de Stichting Schrijven, de Stichting Lezen & Schrijven alsmede in de Taalunie goede werken te verrichten omwille van het lezen, het schrijven en de taalvaardigheid in het vaderland.
Nederland is een open boek, maar helaas kan niemand meer lezen wat er tussen de regels staat. In Engeland is wel geschamperd over de ‘benign apartheid’ in ons land. Zij hebben het dan, vrees ik, niet over ‘men’, maar over ons. - bb