Deze maand
Deze maand is de Maand van de filosofie. Normaal gesproken is dat niet iets om wakker van te liggen, want er zijn interessantere manieren dan wijsbegeerte om van nergens naar niets te komen. Bovendien lukt het de filosofie in Nederland zelden te ontsnappen aan haar worteling in de moraaltheologie. De grens tussen wijsbegeerte en ethische dwingelandij is hier dan ook verontrustend dun. Ons land wemelt van de ethici, en die richten de blik zelden op de grenzen van hun kennis, maar des te vaker op wat anderen (dat zijn wij) zouden moeten doen om minder verdorven te worden. Filosofie wordt zo gepreek, en dat botst met een beschaafde levensinstelling.
Zelf houd ik van frisse ideeën, en daarom verwissel ik ze even regelmatig als mijn sokken. Het zou overdreven zijn te zeggen dat ik gebukt ga onder die onfilosofische geesteshouding, ik geniet er elke minuut van. Toch was ik blij verrast dat de Maand van de filosofie dit jaar als thema ‘Waarheid’ heeft. Dit onderwerp is niet erg populair onder wijsgeren, daar het hen zoveel hoofdbrekens kost er iets zinnigs over te zeggen. Dat geldt ook voor Heleen Pott, bijzonder hoogleraar Kunst en samenleving in humanistisch perspectief aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en docent filosofie aan de Universiteit van Maastricht. Zij opende in NRC Handelsblad de maand met een bijdrage over ‘waarheid’ die blijkbaar bedoeld was om onzin een slechte naam te bezorgen.
Volgens Pott is ‘waarheid’ relatief, en verdient de postmoderne visie dat ‘waarheid’ een veranderlijke constructie is, verre de voorkeur boven ‘de oude absolute waarheid’. Dit blijkt volgens haar ook uit het feit dat ‘buiten de studeerkamer de waarheid aan status heeft ingeboet’ en dat ‘de leugen niet altijd verwerpelijk meer is’, want ‘de media en de politiek hangen ons van alles aan de neus’. Er heeft zich immers ‘een ongekende tolerantie ontwikkeld voor gelul, voor humbug, gedraai en leugentjes om bestwil’. Potts ideaal is ‘een actuele “Verlichting van de Verlichting”, die het metafysische begrip “waarheid” net zo vastberaden blijft seculariseren als indertijd het begrip “God”.’
Als moderne journalistiek is dit misschien nog redelijk te volgen, maar als filosofie heeft het de onmiskenbare zwakte dat het weigert uit te leggen waarom wij het als ‘waar’ zouden moeten opvatten. Toch illustreert Pott met haar verwarring tussen allerlei niveaus van taal, meningen, logica, politiek correcte platitudes en populistische misvattingen een belangrijke wijsgerige waarheid: hoe slechter de argumenten, des te grappiger de gevolgtrekkingen.
Helaas bestaat in deze kolommen weinig tolerantie voor gelul, voor humbug en voor gedraai. Waarheid is natuurlijk niet ‘absoluut’, dat heeft niemand sinds Gottlob Frege en Ludwig Wittgenstein ook serieus beweerd. Het is een mechanisme om zin van onzin te onderscheiden, en het is daarmee een belangrijk instrument van een democratische en vrije samenleving. Een filosoof die dit ontkent, ziet wijsbegeerte als sjamanisme. Bovendien verwerpt hij het streven naar intellectuele, morele en literaire waarachtigheid. Dat zag Multatuli dan scherper: ‘Er is niets poëtischer dan de waarheid. Wie dáárin geen poëzie vindt, zal steeds een pover poëetje blijven daarbuiten.’ (Idee 263). - bb