zijn er misschien ook spreekwoorden weggelaten omdat hij het er niet mee eens was? En de klassieke auteurs die zijn bronnen waren, hoe kwamen zij aan hun spreekwoorden en wat waren hun selectiecriteria? We zullen het nooit weten.
Alle bewondering voor Erasmus ten spijt, vraag je je bij de Adagia soms af om wat voor humanisme het bij deze humanist ging. Zo schrok Paul Schnabel ronduit toen hij in NRC Handelsblad het proefschrift van Arend van Woerden Vrouwelijk en mannelijk bij Erasmus besprak. Schnabel vond het moeilijk Erasmus als humanist nog serieus te nemen, toen hij las wat de grote geleerde over mannen en vrouwen schreef: ‘Je begrijpt zelfs niet meer wat er nu eigenlijk zo groot aan hem is. Veel van zijn teksten zouden op de volledige instemming van de imams van Rotterdam kunnen rekenen.’
Hoe Erasmus denkt over vrouwen die het woord voeren, weten we maar al te goed. Hij stemt van harte in met wat de oude Grieken en Romeinen daarover dachten. In zijn Adagia citeert hij niet alleen het gezegde mulierem ornat silentium (‘Stilte siert de vrouw’) dat bij Aeneas voorkomt, maar hij verwijst ook blijkbaar met graagte naar Homerus (‘Spreken is aan mannen voorbehouden’) en Sophocles (‘Zwijgen is een passend sieraad voor de vrouw’). En natuurlijk wordt ook de apostel Paulus in stelling gebracht die het daar niet minder roerend mee eens is, al voegt de apostel in 1 Corinthiërs 14 vers 34 en 35 goeiig toe, dat vrouwen wel hun mannen thuis kunnen bevragen.
Ik ben dan ook bang dat Erasmus zich enigszins ongemakkelijk gevoeld zou hebben in de moderne tijd. Maar wellicht zou hij, als hij nu geleefd had, vanuit een ongetwijfeld mondiaal geworden nieuwsgierigheid, ook over de heg van Europa heen gekeken hebben en zou hij zijn gelijk toch nog bevestigd hebben gezien in veel spreekwoorden van elders. Want wereldwijd wordt nog steeds gedroomd van onderdanige vrouwen die in stilte hun taken in het huis volbrengen.
Niet voor niets worden vrouwelijke tongen in alle uithoeken van de aardbol in spreekwoorden voorgesteld als moordwerktuigen. Ze worden geassocieerd met zwaarden, sabels, messen en andere snijdende voorwerpen - en aldus worden mannen gewaarschuwd tegen deze verbale dreiging: ‘Drie duim vrouwentong kan een man van zes voet afmaken’ (Japans); ‘De lange tong van een echtgenote is de trap waarlangs het ongeluk [het huis] binnenkomt’ (Chinees); ‘Zelfs een man met vijftig tongen, kan een vrouw met één tong niet evenaren in gescheld’ (Singalees, Sri Lanka); ‘De tong van een vrouw is scherper dan een Turkse sabel’ (Servisch, Kroatisch).
Meer dan 4000 jaar geleden waarschuwden de Sumeriërs al tegen de vrouwentong door middel van de metafoor van het zwaard, en dat beeld komt overal terug: ‘Een vrouwenzwaard roest nooit’ (Sumerisch); ‘Een vrouwenzwaard is haar tong en ze laat het niet roesten’ (Chinees; Hebreeuws); ‘Een vrouwentong is een zwaard’ (Portugees); ‘Een vrouwentong is een tweesnijdend zwaard’ (Roemeens); ‘Een vrouwentong is scherper dan een tweesnijdend zwaard’ (Engels, VS).
Ook Erasmus waarschuwt voor dat gevaarlijke vrouwenwapen: vrouwen voeren volgens hem beter oorlog met hun tong dan mannen. Maar niet alleen in de ogen van Erasmus is de vrouwentong een problematisch lichaamsdeel: ‘De intelligentie van een vrouw zit in haar tong’ (Arabisch); ‘Het verstand van een vrouw zit in haar tong’ (Portugees, Braziliaans); ‘De tong babbelt maar het hoofd weet niet waar het over gaat’ (Russisch).
In Europese spreekwoorden nemen vrouwentongen gigantische afmetingen aan: ‘Vrouwentongen zijn langer dan hun rokken’ (Nederlands); ‘Vrouwentongen zijn langer dan hun armen’ (Engels, GB); ‘Vrouwenhaar is lang, maar haar tong is nog langer’ (Russisch; Engels, VS).
De vrouwentong wordt verder nog in spreekwoorden vergeleken met de bezem van de duivel, met venijnige insecten, met schorpioenen en met slangen. Ook in de Adagia komen we die metafoor van het stekende insect tegen, met verwijzing naar Plautus die horzels gebruikt als metafoor om de mentaliteit van vrouwen in een kwaad daglicht te stellen.
Erasmus gebruikte de woorden ‘vrouw’ en ‘vrouwelijk’ opvallend vaak in denigrerende