Het ei
door Tommy Wieringa
Ooit bezat ik het volmaakte ei. Het was ongeveer zo groot als dat van een merel en had als bijzondere eigenschap dat het leeg was - niets dan een witte schaal rondom eivormige lucht. Ik vond het onder een boom in Addis Abeba, buiten de aankomsthal van Bole International Airport. Ik kwam de luchthaven uit, negeerde de schreeuwende taxichauffeurs en zag het liggen op de kruimelige rode aarde. Voorzichtig pakte ik het op en voelde dat het leeg was. Er zaten niet van die minuscule gaatjes in zoals bij de eieren die je leegblaast voor Pasen, de schaal was glad en gaaf.
Ik wist dat een gaaf, leeg ei een zeldzaamheid was, een geheimzinnig symbool van kosmische oneindigheid, dat er helden en werelden uit geboren werden, dat je een leven lang naar zo'n ei kon zoeken zonder het te vinden, en dat ik, gelukkige onnozelaar, vandaag zo'n ovum immaculatum gevonden. Ik wikkelde het in zacht papier en stopte het in een beker met een deksel erop. Wekenlang droeg ik het met me mee, eenmaal thuis pakte ik het met de grootste omzichtigheid uit en legde het in de vitrine waar ik de gevonden voorwerpen van mijn reizen in bewaar - een honingraat uit Cappadocië, een potscherf uit Dura Europos of een ronde steen uit Kent. En nu een Ethiopisch ei.
Er was een verband tussen de geschoren schedels van monniken in de Himalaya en het ei, tussen gedachten over lijden en gehechtheid en de eierschaal die een leegte omsloot. Ik beschouwde het als mijn mooiste bezit, een teer voorwerp dat telkens nieuwe associaties opriep, nieuwe abstracties in telkens andere kleuren, als iriserend Romeins glaswerk. In feite gebruikte ik het ei als mandala, de cirkel met repeterende geometrische patronen die de oosterling als hulpmiddel gebruikt bij zijn meditaties.
Een jaar nadat ik het ei vond, werd ik verliefd op een vrouw met de allervrolijkste krullen die je ooit zag. Zelf haatte ze die krullen, in haar puberteit had ze ze onder de strijkbout proberen glad te strijken. Ze trok bij me in, op een dag verplaatste ze de vitrine, de inhoud begon te schuiven en het ei raakte bekneld tussen het glas en een brok obsidiaan uit de omgeving van Güzelyurt. Het volmaakte ei was gebroken. Ik keek naar een kleine, onherstelbare tragedie. Hier was het eeuwige verwisseld voor het tijdelijke, en had ik iets meer geloof gehecht aan het omen, aan de vooruitwijzing, dan had ik haar een knal gegeven en de deur uitgezet, maar ik werd zo boos als je redelijkerwijs kunt worden wanneer iemand per ongeluk iets kostbaars van je vernielt, toen haalde ik het ei uit de vitrine, hield de gebroken schaal in de palm van mijn hand en probeerde het verlies filosofisch op te vatten.
Misschien had het een oudtestamentische betekenis - zoals Eva haar geliefde liet eten van de boom der kennis, liet zij me de leegte zien. Niet de idee van leegte zoals toen het ei nog heel was, maar fysieke leegte en de weg van alle vlees. Ze sloeg de rijkdom van mijn illusies aan scherven en gaf me er naakte waarheid voor terug.
Twee winters later werd de volle omvang hiervan duidelijk. Ik bleek niet de enige die vond dat ze vrolijke krullen had, in de jaren dat we samen waren had ik