Uw ombudsman
Daan Schrijvers
episode 17 - Waarin Daan Schrijvers geheel buiten zijn schuld maar door toedoen van het Productiefonds van zijn levenswerk wordt ontheven.
Nu zou ik wel een potje bier lusten, peinsde ik tot mijzelve en leunde dorstig achterover. Om mij heen echode de verwachtingsvolle stilte in de restauratie van Bahnhof Zoo. Reeds een uur of vier was het rendez-vousmoment met Herr Doktor Enzensberger verstreken, maar wanhopen deed ik niet. De regen kletterde op 't dak alsof-ie erdoor zou komen, de ruiten waren wil van 't water. Och, de Diepe Duitse Denker had vast geen zin eruit te gaan, dat kon ik wel bevroeden. Maar straks zou zijn eloquente woordenstroom als een verkwikkende tsunami over de verdorde akkers van ons geestesleven stromen.
‘Is u een Berliner?’ vroeg ik aan de charmante serveerster die mij met een gemelijke klap mijn derde Schwarzwalder Kirschtorte toewierp (das Originalrezept). Ze zei niet veel, maar in haar bloeddoorlopen ogen meende ik een wilde hartstocht te herkennen. ‘Letzte Runde,’ snauwde ze, en ze wees naar gindse muur. Mijn oog viel op een bordje met Gotische letters: ‘Vroeger vertrok hier de trein naar Amsterdam. Wanneer wordt de wereld wijzer?’ stond er te lezen. ‘Precies de vraag die ik aan Herr Doktor Enzensberger ga stellen,’ knipoogde ik jongensachtig in haar richting. ‘Nein, Dumkopf - das Uhrwerk!’ Ze bedoelde de monsterlijke stationsklok die met een Pruisische punctualiteit op vijf voor twaalf wees.
‘Donnerwetter, is het al zo laat? Wat gaat de tijd toch snel als het gezellig is,’ probeerde ik haar meedogenloze gemoed te verzachten. Even keek zij vorsend naar mijn beduimelde regenjas - dat attribuut bij uitstek van de journalist pur sang - en liep toen hoofdschuddend weg.
Juist op dat moment viel een lange, donkere schaduw over mijn tafeltje. Ik durfde mij niet te bewegen, maar ik zag in de spiegel een ontzagwekkende figuur in een lange lederen jas, met kniehoge laarzen en een gleufhoed diep over de ogen getrokken. Het was... het was... helemaal niet Herr Dokter Enzensberger. ‘Walter, jij hier?!’ Zwijgend schoof mijn eeuwige hoofdredacteur, mijn beminnelijke vriend en gelouterde collega W. Decheiver aan. Hij trok zijn hoed nog dieper over zijn gelaat en siste: ‘Shhht, Daan - Feind hört mit!’ We waren even stil. ‘Ehhh,’ fluisterde ik, ‘die serveerster is anders een heel bekoorlijke vrouw.’
‘Quatsch!’ donderde Decheiver door de desolate dineergelegenheid, ‘die vrouw is een dragonder. Dit tekent jouw gebrek aan beoordelingsvermogen!’ Ik keek hem niet-begrijpend aan, terwijl Walter een flinterdun rapport tegen mijn neus drukte.
‘Dit is het rapport van ons Productiefonds, zoals benoemd door het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren. Kort gezegd: dit is ons dagelijks brood, Daan. Hier eten wij van. Deze mensen weten waarover zij rapporteren, dat is hun vak.’
Driftig tikte Walter mijn zijn vinger op het flinterdunne rapport. ‘Ze zijn vol lof, Daan, over ons als Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren, alsmede over ons als Raad van Hoeders. Niets dan mooie woorden: “Een mooie verhouding tussen de genres!” staat er, en dat wij excelleren. Wij vertegenwoordigen het gezond verstand, zeggen ze, en dat we een hele prestatie hebben neergezet.’
‘Nou, gefeliciteerd Walter,’ mompelde ik welgemeend en vermoedde dat de loftuitingen ook een beetje op uw Ombudsman afstraalden, daar hij immers al het schrijfwerk voor het Hoogheemraadschap had gedaan. Maar Walter bracht met een bruusk gebaar zijn monocle in, en sprak: ‘Eén rotte appel slechts, Daan., in dit hele verslag.’ Hij sloeg het flinterdunne rapport open en priemde zijn vinger naar een gemarkeerde passage op pagina 8. ‘Ik citeer, Daan: “Kritiek is er op de warrige Ombudsman.” Dat ben jij, Daan!’
‘Wie? Ik? Moi? Warrig? Uw Ombudsman?’ stamelde ik ontdaan. Walter pakte zijn monocle, alsof het pleit allang beslecht was. En dat was ook zo. ‘De commissie heeft gesproken, Daan. Jouw warrigheid doet onze zaak geen goed. En daarom ben ik hier.’
Ik hoorde de stationsklok twaalf uur slaan, en de serveerster het buffet afsluiten. Waarom wist ik niet, maar ik voelde plots een rilling over mijn ruggengraat lopen. ‘Daan,’ sprak Walter plechtig, ‘unaniem hebben wij als Raad van Hoeders en Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren besloten dat we je helaas moeten laten gaan.’
Walter vouwde zijn worstenvingertjes open en stak zijn hand naar mij toe: ‘Je weet hoe het werkt, Daan.’
Ik wist het, en zwijgend overhandigde ik mijn Ombudsbadge en mijn Bic ballpoint die ik al mijn jaren van journalistieke prepensioenopbouw bij mij had gedragen.
‘Ook je beduimelde regenjas, Daan. Wij nemen het vanaf hier over,’ sprak Walter resoluut. (wordt vervolgd)
Help Daan de winter door! daanschrijvers@hotmail.com