thema’ zijn gemaakt - het begon al in 1911 met de Russische stomme film Krejcerova sonata van Pyotr Chardynin, en ging door via Krejcerova sonata van Wladimir Gardin uit 1914, The Kreuzer Sonata (1915, VS) van Herbert Brenon, Kreutzersonate van Rolf Petersen (1922), de Tjechische Kreutzerova Sonata uit 1926 onder regie van Gustav Machaty, de Duitse rolprent uit 1937 Die Kreutzersonate van Veit Harlan (de latere regisseur en scenarist van Jud Süss in 1940), de Franse film Les nuits blanches de Saint-Petersbourg uit 1938 van Jean Dréville, de Argentijnse verfilming Celos uit 1947 van Mario Soffici, de Italiaanse variant onder de titel Amanti senza amore van Gianni Francioloni uit 1948, en de Russische Krejcerova sonata van Michail Schweizer uit 1987.
Toch is de kracht van Tolstojs novelle nog steeds niet uitgewerkt. Dat bleek in 2001 toen La musique d'une vie verscheen van Andreï Makine, de tot Fransman genaturaliseerde Rus die in 1998 de wijk nam uit zijn vaderland. In dit boek (dat een jaar later werd vertaald als De muziek van een leven) valt het woord Kreutzersonate niet, maar toch gaat het hier om een rechtstreekse afstammeling van Tolstojs vertelling. Wederom is het een verhaal over muziek die in mensenlevens ingrijpt, en wederom is het een verhaal dat een medepassagier in de trein aan een wildvreemde ‘ik’ vertelt.
La musique d'une vie speelt in 1982, het jaar waarin de naar München uitgeweken Russische filosoof Alexander Zinoviev zijn boek Homo Sovieticus publiceerde. De homo sovieticus is iemand die alle slagen van het regime gelaten over zich heen laat komen en van elk nieuw onheil maar weer het beste maakt, alsof hij niet beter verdient. Jaren later, als de Sovjet-Unie allang niet meer bestaat, bedenkt de ik-verteller dat homo sovieticus eigenlijk niets anders was dan een moderne versie van de Russische Ziel. Die wordt niet alleen door de geschiedenis en zijn tirannen bepaald, maar ook door de immense afstanden, de desolate leegte en het nietsontziende klimaat van het land. Daardoor accepteren alleen Russen zonder morren dat ze bij een binnenlandse reis eerst een etmaal op een aansluiting moeten wachten en vervolgens een etmaal in de trein zitten.
De ik-verteller denkt terug aan een man die hij ontmoette op een station ergens in de Oeral, waar hij in 1982 was gestrand door een sneeuwstorm. Die man is voor hem het prototype van de homo sovieticus geworden. Het levensverhaal dat die hem tijdens de daaropvolgende treinreis vertelde, gaat dan ook niet over jaloezie, echtbreuk en overspel, maar over de veel bedreigender problemen die hij door het Sovjetbewind heeft ondervonden. Zijn leven is verwoest omdat hij pianist was.
De muziek die verbonden is met zijn noodlot, is ditmaal de Elegie, deel 1 van opus 3 van Sergej Rachmaninov, een romantisch componist in de traditie van Liszt en Chopin, maar ook in de zwaarmoedige Slavische traditie. Misschien verwijst Makine met hem toch op niet mis te verstane wijze naar de Kreutzersonate, want Rachmaninov was een depressieve alcoholist die, ongeveer even oud als Beethoven destijds, meende dat zijn einde nabij was. Hij zocht overal hulp en wendde zich met zijn klachten onder anderen tot dokter Tolstoj.
Rachmaninov week in 1917 naar het Westen uit voor de Bolsjewieken en ontsprong zo de dans van de zuiveringen die Stalin in de jaren dertig doorvoerde. Het spreekt vanzelf dat de muziek van Rachmaninov toen verboden was. Bovendien is het opmerkelijk dat de treinpassagier die zijn levensverhaal vertelt, Alexeï Berg heet. Die naam verwijst wellicht naar Alban Berg, die ook tot de verboden componisten behoorde. Als dat zo is, laat Makine en passant zien met welke willekeur de bolsjewistische cultuurpolitiek te werk ging. De klassieke symfonische muziek was verboden, maar ook de atonale muziek die daar een reactie op was. De enige muziek die voortaan was toegestaan, was vrolijke, opbeurende marsmuziek om op te gymnastieken in stadions, en volksmuziek die door serieuze componisten tot orkeststerkte was opgeblazen. Alexeï Berg noemt dat geen muziek die hem in zijn ziel raakt. Voor hem is het de Elegie van Rachmaninov, die hem bij het diep verborgen verdriet van zijn leven brengt. En wat betreft Eros en Thanatos van de Kreutzer-traditie: het zijn de meisjes op wie hij verliefd wordt, aan wie hij durft te laten horen wat zijn muziek is. Zij zijn degenen die hem verraden en te gronde richten.
Driemaal muziek, driemaal een verhaal. Beethoven en Rachmaninov componeerden hun werken toen ze nog jong waren, Janácek aan het eind