Huisvrouw
door Vrouwkje Tuinman
Zwart op wit geluk valt door de brievenbus. Meester Dianhonba lost alles voor mij op. Bellen volstaat. Meester Diahonba beheerst het Engels en het Nederlands en dat allebei niet zo goed, maar hij kent veel mooie woorden en veel lelijke: trouw, succes, complexen, impotentie. Verzoening, vijandigheid, hulp, commercie. Hij zou uit Ghana kunnen komen of uit Indonesië en mijn probleem is al meteen dat ik er nog voor de loterij begint een werelddeel naast zit. Ik zou nooit kunnen bellen met wat hij mijn wanhopige zaken noemt.
*
Er kraakt een stem door mijn huis. Langgerekte a's. Er is een ramp gebeurd, denk ik, iemand geeft aanwijzingen, hoe we ons moeten redden. Ik zoek waar de stem vandaan komt. Pas in de slaapkamer kan ik hem verstaan. Vanachter de flat naast de mijne: ‘Ze zijn er weer, Hollandse aardbeien, verse aardbeien, twee vijftig een kilo.’ Nu herken ik hem, nu herinner ik me de boodschap. Een wagen komt de hoek om, de laadklep open. De megafoon herhaalt zijn verhaal, net als vorig jaar, het jaar daarvoor. Nog nooit heb ik de aardbeienstem gezien. Nooit loopt er iemand zijn huis uit, twee vijftig in de hand. In de laadbak is alles donker.
*
Tweedehands spullen zijn meer van mij dan nieuwe. Kopjes, een handtas, boeken, een stoel uit de container, een doekje eroverheen en ze zijn vertrouwd. Al jaren in gebruik. Ze horen bij elkaar. Die ene ikea-kast past zich na vijf jaar nog steeds niet aan de groep aan.
*
Als ik de was naar binnenhaal valt er iets naar beneden. Mijn bh is verstrikt in de waslijn van twee verdiepingen hieronder. De mevrouw is niet thuis dus ik post een vraag. Die avond, de volgende ochtend, ligt mijn bh er nog, nu nat. De fiets van de buurvrouw staat er weer. De dag erna hangt er was naast mijn bh. De deurbel wordt niet beantwoord.
*
Voor de deur van mijn huis draai ik nieuwe ventielen in mijn banden. Elk voorjaar is het een paar weken bandenleegmaakseizoen. Als je de trap af komt is het afwachten of je meteen onderweg kunt. Vandaag niet. Ik pomp de achterband op als ik ogen voel. Een man staat me te bestuderen. Ik probeer door te pompen maar moet opzij kijken en vraag ten slotte of we elkaar kennen. Hij zet drie stappen naar voor me en brult: ‘Sta me niet zo stom aan te staren, domme trut!’ Dan slaat hij de hoek om.
*