Uw ombudsman
Daan Schrijvers
episode 14 - Waarin Daan Schrijvers de rekening gepresenteerd krijgt van het verscheurde literaire landschap.
Niet altijd was Daan Schrijvers een drinker, een zwerver langs de wegen, een klant van vele herbergen geweest, en slechts een spanne tijds een succesvol journalist, een graag geziene gast in de columnisten-corner, en een steun van het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren. Hij was begonnen in een nederig ambt dat hij nauwgezet waarnam (kopijjongen bij Het Vaderland - in de goede tijd, let wel). Nooit dronk hij meer dan een beker wijn, meed het gezelschap van vrouwen en trachtte de vergetelheid voor de last des levens alleen in zijn rubriek gemengde berichten te vinden.
Die Daan dus, die was niet altijd een drinker, een zwerver langs de wegen, een klant van vele herbergen geweest. Maar nu kon ik niet anders, ik moest wel. Hier stond ik op twee borrels tegelijk, die gelijktijdig in dezelfde herberg plaatsgrepen. En dat terwijl ik zo lang had gestaard naar twee versies van dezelfde waarheid. In mijn linkerhand had ik het schrijven gehouden van De Raad van Hoeders (zoals benoemd door het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren). En in mijn rechterhand het schrijven van De Nieuwe Raad van Hoeders (zoals benoemd door het Nieuwe Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren). In beide werden mij gouden bergen beloofd, en feestelijk veel drank bovendien. En toen mijn eeuwig hoofdredacteur Walter Decheiver vroeg ‘Naar welke borrel ga jij, Daan?’, had ik het antwoord schuldig moeten blijven.
Maar nu was ik er, op de twee borrels tegelijk. Het was geenszins ongezellig. De vrouwen die de gasten onderhielden misten de bloem der jeugd, de bezoekers waren rijke uitgevers met geld en schrijvers van de laagste rangen, enkele poëten ook. En ik dronk alsof ik de dorst van een lang leven moest lessen. Ik bleek ook bevriend met alle bezoekers van beide borrels. Althans, ik werd van beide zijden begroet met uitbundig gelach en toespelingen die ik niet begreep. Dankte ik dit aan de wijn?
De gezelligheid liet onverlet dat we waren verdeeld. Enerzijds stond daar de Raad van Hoeders (zoals benoemd door het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren). En anderzijds stond daar de Nieuwe Raad van Hoeders (zoals benoemd door het Nieuwe Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren). Gelukkig ontwaarde ik aan de zijkant Walter, mijn gelouterde collega, wiens inspirerende greep op de werkelijkheid ik zo node miste in dit verscheurde literaire landschap. ‘Walter,’ riep ik aarzelend, ‘We zijn op twee borrels tegelijk! Ik weet niet hoe dit spel gespeeld wordt, journalistiek gesproken.’ Op neutrale toon monkelde Walter: ‘Is dat een bezwaar?’ En vanuit mijn beduimelde regenjas, dat attribuut bij uitstek van de journalist pur sang, keek ik mijzelf toen aan, en vroeg oprecht: ‘Hoe nu verder, Daan?’
Plotseling voelde ik een weldadige warmte opwellen vanuit mijn middenrif, een warmte die ik deze avond nog niet eerder had gekend. Zo'n gevoel, vermoedde ik, was alleen gegeven aan hen die uitverkoren waren om op een kruispunt in de pelgrimstocht der mensheid en gewapend met niet meer dan een glas bubbeltjeswijn leiding te geven aan een beslissende slag om het Vrije Woord. Wonderlijk hoe zo'n bitterbal de geest weer kracht geeft. Ik rechtte mijn schouders, wendde mij tot de schaal met gefrituurde heerlijkheden en riep: ‘Ik val aan! Volg mij!’
Even was het stil. Toen klonk vanuit beide zijden instemmend gejoel. Raak! Zo begreep ik op het moment dat de bitterballen mij van weerskanten midscheeps troffen. Het spel was uit, daarover was geen misverstand mogelijk. Daan had geen echte vrienden aan welke zijde van de literaire linie dan ook, besefte ik terwijl de bitterballen op mijn beduimelde regenjas bleven neerdalen.
Na de laatste bal kozen beide kampen beladen met flessen een veilig heenkomen naar een volgend literair festijn. Toen stapte Walter vanaf de zijlijn op mij af en drukte mij een officieel schrijven in handen. ‘Geachte Daan,’ stond er, ‘Enige tijd geleden heb je een of meerdere nota's van het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren ontvangen. Volgens onze gegevens heb je deze nota(s) nog niet (geheel) voldaan. Ik kan mij voorstellen dat de nota tussen een grote stapel terecht is gekomen. Graag vestig ik je aandacht op het feit dat het Hoogheemraadschap belangrijk werk doet. Het Hoogheemraadschap zorgt er namelijk voor dat jij voorzien van geestrijk vocht kunt werken en recreëren, journalistiek gesproken dan. Ik raad je aan het verschuldigde bedrag vóór de vervaldatum te betalen. Je voorkomt daarmee vervelende vervolgmaatregelen. - Het hoofd afdeling invorderingen, W. Decheiver.’
Walter knikte mij toe voordat hij vertrok: ‘Kort gezegd: reken jij even af, Daan?’
(Wordt vervolgd)
Ook uw kopijjongen - daanschrijvers@hotmail.com