‘Met wat?’ zegt ze.
‘Uh..... ordedienst?’ probeer ik voorzichtig.
‘O ja, ordedienst. Wacht hier maar. Er komt zo iemand, die is nu druk.’
Even later scharrelen er twee andere timide figuren rond op het plein. Die durf ik wel aan te spreken omdat zij ook duidelijk niet weten hoe het verder moet. IJverige studentes schat ik. Ze blijken ook voor de ordedienst gekomen. Net als ik zijn ze niet erg groot van stuk. Ontzagwekkende ordedienst, constateren we besmuikt. Langzaam groeit het clubje van onhandig bij elkaar klittende figuren, talmend over de vraag wie nou waar bij hoort.
‘Van welke club ben jij?’ zegt er een tegen mij.
Ik weet niet wat ik moet zeggen.
‘Zij is geheel statenloos’, helpt een ander.
Opgelucht gelach, alles vindt een plaats. Dan gaan we op weg met degene die de baas is en met een politieagent voor het ontvangen van instructies. Ik voel me bij de verkennerij waar ik nooit bij gezeten heb. Een jongen moppert over vroeg opstaan, en de politieagent die Jan Haan heet moppert terug: ‘Noem je dat vroeg? Ik was hier om drie uur vannacht, jullie zouden hier om vier uur zijn!’
Even later zitten wij zoet rond een grote ovale tafel in de ouderwetse keuken van een grachtenpand. Jan loopt door naar het fornuis en signaleert als een echte ordehandhaver: ‘Zeg, er staat hier melk staat over te koken.’ Er hangt een onwerkelijke Swiebertje-achtige sfeer. Dan volgt de informatieverschaffing, de instructie, de team-indeling, de taakverdeling, en de rondvraag.
Jan Haan vertelt van het vredesdetachement, waartoe hij behoort. Dat is een groep van ongeveer veertig agenten die een bijzonder belang hechten aan het recht van meningsuiting en derhalve bij voorkeur wordt ingezet bij het begeleiden van demonstraties. Ons gezamelijk doel is het voorkomen van geweld. Waar bonje ontstaat proberen we de zaak in redelijk gesprek te sussen, we trachten ‘kwaadwillenden’ van ‘goedwillenden’ te scheiden en voor het uit de hand loopt roepen wij hulp in. Het is in eerste instantie aan ons om als het nodig is in gesprek te gaan met ‘aanhangers’ van het Witte Plein indien die een bron van onrust vormen. Als het gaat om rechtsextremisten of oranjeklanten laten we de zaken direct over aan de blauwen. Het klinkt logisch en eenvoudig.
Zijn belangrijkste taak, zo besluit Jan, is het op afstand houden van zijn collega's die niet tot het detachement behoren. Kortom, ervoor zorgen dat zijn bazen niet zenuwachtig worden. Het is wel duidelijk dat Jan ook zijn uiterste best doet om ons niet zenuwachtig te maken, al zien de aanwezigen er eerder uit alsof ze nog niet helemaal goed wakker zijn. We nemen de lawaaiactie door. Jan stelt voor dat wie nog niets bij zich heeft wat wandborden en pannengerei uit de keuken leent en dan is het tijd voor vragen.
Wat is verboden, waartegen onderneemt de politie actie? Verboden zijn spandoeken met leuzen die beledigend zijn en aanzetten tot geweld, legt Jan geduldig uit. Bijvoorbeeld Dood aan Willem-Alexander. Die worden afgepakt. Nu, dat klinkt niemand onredelijk in de oren.
Daar gaan we. De kroonprins nadert. We moeten een geel hes aan om herkenbaar te zijn. Niet zo fijn, maar je doet mee of je doet niet mee. Ik zeg nog wel tegen een van mijn collega's van de ordedienst dat ik een beetje jaloers ben op de man die op zijn paard voor de koets uitrijdt. Ik zeg er niet bij dat ik als kind bij de bereden politie wilde omdat dat het enige beroep was dat je te paard kon uitoefenen. Het circus achtte ik toen uit al buiten mijn bereik.
Een lange tijd van niets doen breekt aan. Maar de zon, de blauwe lucht en het schouwspel van mensen om mij heen maken het wel aangenaam. Ik wen aan m'n hes