zame ziel is, die soms onder de mensen komt maar altijd weer verstoten wordt, en voor wie de eeuwigheid niet is weggelegd. De andere vleugel uit Darío's gedicht, harmonie, is bij Slauerhoff helemaal weggevlogen.
De vertaling van ‘El canto errante’ is uiteindelijk een nieuw gedicht geworden, een typisch Slauerhoff-gedicht. Zo deed hij het met alle gedichten van Darío, uitgezonderd wat korte gedichtjes voor poëziealbums die hij meer als vingeroefeningen heeft vertaald. Hij herkent er iets in en gaat er dan op de hem kenmerkende manier mee aan de haal. Het is niet meer te achterhalen - en misschien ook niet relevant - of dit gebeurde vanuit een principiële vertaalopvatting of vanwege een te geringe kennis van het klassieke Spaans.
In elk geval werden zijn vertalingen van Darío onder Nederlandse kenners niet laag aangeslagen, in tegenstelling tot die van Helman. In 1941 zag Hendrik de Vries de uit het Spaans vertaalde gedichten van Helman in diens De put der zuchten. Hij had er geen goed woord voor over en schreef verontrust aan de hispanoloog G.J. Geers: ‘Hij dreigt echter ook Darío te bewerken - wat Slauerhoff, met al zijn afwijkingen, met het verdraaien zelfs van de eigenlijke bedoeling soms, toch veel waardiger deed dan Helman van zijn leven zou kunnen.’
Het is onbekend wat Slauerhoff en Helman van elkaars vertalingen vonden, maar dat zij elkaar inspireerden is wel zeker. Begin 1934 reisde Slauerhoff samen met Darja naar Spanje om te logeren bij Helman, die als correspondent van de nrc in Barcelona woonde. Darja had na drie dagen wel weer genoeg van het drukke, kinderrijke huishouden en ging terug naar Den Haag. Haar echtgenoot bleef echter en dook de bibliotheek van Helman in, waar tot zijn verrassing allerlei Chinese literatuur stond die hij kende. Het plan om met Helman naar Terborgh in Madrid te gaan, werd niet doorgezet. Slauerhoff schreef Terborch dat hij niet langs kwam: liever bleef hij in Barcelona, omdat het klimaat er goed was voor zijn astma (hij bedoelde dat hij de keurige diplomaat niet wilde opzadelen met de communistisch angehauchte Helman).
Dat nam niet weg dat Slauerhoff en Helman samen enkele maanden naar het zuiden op reis gingen. Eerst huurden ze een kamer buiten Malaga, waar Slauerhoff verder werkte aan Het leven op aarde en Helman begon aan Orkaan bij nacht. Daarna staken ze over naar Marokko, waar ze al schrijvend en gedichten vertalend, een grote rondreis maakten.
Eind maart besloot Slauerhoff in Marokko te gaan wonen, omdat het klimaat hem goed deed en het er goedkoop was. Begin april vestigde hij zich, geholpen door Helman, als arts in Tanger. Als gezelschap nam hij ook het Duitse kindermeisje van Helman mee, waarover de laatste zeer verbolgen was. Maar Fraulein Annette hield het al snel weer voor gezien in Tanger, en vertrok met onbekende bestemming. Intussen was Slauerhoff te verzwakt om het er alleen en zonder verzorging uit te houden, terwijl hij ook nauwelijks zijn brood verdiende. Zo kwam hij enkele maanden later op hangende pootjes naar Nederland terug. Maar wel met Het leven op aarde en zes nieuwe vrije vertalingen van poëzie door Rubén Darío, die hij verzamelde in ‘Traducciones Rubén Daristas’.
Het is dit perspectief misschien niet meer dan passend dat er geen antwoord blijkt te geven op de vraag wat de oorspronkelijke tekst was van het door Mida Vilal Paletti voor zangeres Cristina Branco ‘terugvertaalde’ gedicht ‘Vida triste’ van Slauerhoff. Het gaat om een traditionele fadotekst, dat net als alle fadoliederen voortdurend aan verandering onderhevig was en waarvan dus vele varianten in omloop zijn.
Zo bezien was Jan Slauerhoff een echte fadodichter. Niets staat vast, behalve dat de mens gedoemd is droevig te leven, en elke liefde slechts groot verdriet geeft. Het wachten is nu nog op iemand die hem in het Nederlands gaat zingen.