Hollands Maandblad. Jaargang 2005 (686-697)
(2005)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Heksen en terroristen
| |
[pagina 9]
| |
was een overduidelijke allegorie over de communistenjacht die de VS in de jaren vijftig in z'n greep hield. Het behoorde lang tot een van 's werelds meest opgevoerde toneelstukken, en ook tegenwoordig is er nog altijd wel ergens een toneelgezelschap op de aardbol te vinden die het op de planken brengt (zo werd het stuk in 2002 nog als de hoofdschotel gepresenteerd op het New Jersey Shakespeare Festival onder het motto ‘the quintessential American morality play’). Drie jaar na de première werd Miller zelf gedaagd voor de senaatscommissie van Joseph McCarthy en van on-Amerikaanse activiteiten beschuldigd. Hij erkende dat hij contact had gehad met linkse groepen, maar weigerde namen te noemen (in tegenstelling tot zijn grote vriend Elia Kazan, de regisseur wiens gehele verdere leven daardoor getekend zou worden). In vrijwel dezelfde bewoordingen als de getergde hoofdpersoon in The Crucible die weigert zijn eigen leven te redden door namen van heksen te noemen, zei Miller: ‘Ik wil het alleen hebben over mijn eigen zonden. Over een ander kan ik niet oordelen. Ik kan daar niet over spreken... Ik heb drie kinderen, en hoe kan ik hen leren om oprecht door het leven te gaan, als ik mijn eigen vrienden zou verraden?’Ga naar eind2 Deze houding leverde hem een aanklacht op wegens minachting van het Congres. Hij werd veroordeeld tot een boete en gevangenisstraf, die hij alleen ontliep omdat de veroordeling wegens een technische fout teniet werd gedaan. In 1996, bij het uitkomen van de verfilming van The Crucible (waarvoor hij zelf het scenario schreef) keek Miller nog eens terug op de ontstaansgeschiedenis van het stuk. ‘Het was,’ memoreerde hij, ‘niet alleen de opkomst van het McCarthyisme dat me bewoog, maar iets dat veel griezeliger en raadselachtiger was. Het ging om het objectieve feit dat een politieke campagne van extreem rechts niet alleen angst en terreur zaaide, maar zelfs een geheel nieuwe subjectieve realiteit wist te creëren die de mensen van hun eigen geweten beroofde.’Ga naar eind3 Daarna somberde hij verder: ‘Ik weet niet wat The Crucible de mensen nu nog zegt, maar ik weet wel dat het centrale thema van paranoia nog steeds dezelfde donkere boodschap uitdraagt als in de jaren vijftig... de blinde paniek die in ons tijdsgewricht vaak lijkt te schemeren aan de rand van ons bewustzijn.’ Dat het schrijven van The Crucible voor Miller ook een vorm van therapie was geweest om in het reine te komen met zijn verhouding en vervolgens huwelijk met Marilyn Monroe, doet hier even niet ter zake. Van belang is wel dat in de geschiedenis van de VS 3446 zwarte mannen werden gelyncht en vele honderdduizenden indianen over de kling werden gejaagd, maar dat die blijkbaar niet zo op het nationale schuldgevoel werkten als de slachtoffers van de heksenjacht in Salem. Alleen zij kregen in 1992 bij de 300-jarige herdenking van de processen van overheidswege hun eigen monument. Het is een sobere muur die doet denken aan het Vietnam-monument in Washington.Ga naar eind4 Uit de muur steken stenen met daarop de namen van de gehangenen met hun laatste woorden, zoals ‘Well! Burn me or hang me, I will stand in the truth of Christ’ en ‘Amen, Amen. A false tongue will never make a guilty person’. Eerder had Arthur Miller de maquette mogen onthullen, en daarna was het de beurt aan holocaustoverlevende en Nobelprijswinnaar Elie Wiesel om het gedenkteken zelf in te wijden. Zijn komst en zijn plechtige woorden (‘Zo lang er religieus fanatisme is, zo lang zullen er Salems zijn’) was de definitieve bezegeling van Salem als een Amerikaans symbool voor intolerantie, vervolging, massahysterie en het menselijke talent voor wrede achtervolgingswaan. Maar bovenal was het de bekroning van de jarenlange marketingstrategie van de plaatselijke Kamer van Koophandel om de stad als historisch pretpark op de kaart te zetten.Ga naar eind5 Lastige vragen daaromtrent van een reporter probeerde de wat verbouwereerde Wiesel nog te ontwijken met: ‘Wie ben ik om tegen toerisme te zijn?’ Maar na hem schonk de directeur van het lokale heksenmuseum klare wijn. ‘Salem is helemaal niet vercommercialiseerd,’ betoogde hij, ‘We geven de mensen wat ze willen. Salem in 1692 verschilt niet van de Holocaust in 1942. Of het nu in Salem om 19 doden aan de galg gaat, of om 6 miljoen doden in Europa, dat doet er in principe weinig toe, want de slachtoffers zijn ten slotte allemaal dood.’
Misschien is dat geen erg opzienbarende uitspraak in een stadje dat de zelfgekozen geuzennaam Witch City draagt, waar de plaatselijke politie een heks op een bezemsteel als embleem kreeg en waar de viering van Halloween is uitgegroeid tot een bijzonder profijtelijk soort carnaval dat de gehele maand oktober duurt.Ga naar eind6 Met de | |
[pagina 10]
| |
gebeurtenissen in 1692 heeft dit alles natuurlijk helemaal niets te maken. Opmerkelijk genoeg is namelijk nauwkeurig bekend wat zich toen heeft afgespeeld, dankzij de overlevering van onder meer talrijke dagboeken en alle transcripties van de processen.Ga naar eind7 Het begon allemaal toen een paar jonge meisjes schijnbaar last van stuipen kregen en schuimbekkend over de grond begonnen te kronkelen. De plaatselijke dokter kon geen lichamelijke oorzaak vinden en zijn diagnose luidde kort en krachtig dat hier onmiskenbaar een kwade hand in het spel was. De meisjes zouden zijn behekst en door onzichtbare voeten en handen worden geschopt en geslagen. Het hielp toen onder lichte druk de meisjes zelf aankwamen met het verhaal dat ze betoverd waren door de West-Indische slavin Tituba, van wie bekend was dat ze aan voodoo deed. Zij werd opgepakt, tezamen met een aantal andere vrouwen uit de rand van de samenleving. Tituba was de eerste die bekende. ‘De duivel kwam tot mij en hij gelastte mij zijn dienares te zijn,’ zo berichtte ze volgens de notulen van haar ondervragers. In kleurrijke bewoordingen vertelde zij over haar nachtelijke vliegtochten op haar bezemsteel en noemde daarbij de namen van een paar vrouwen in haar gezelschap die net als zij het boek van de duivel zouden hebben getekend. Hierna was het hek van de dam. De puriteinse dominees (die overigens een paar jaar eerder zwaar gezichts- en machtsverlies hadden geleden toen op last van het Britse gezag ook niet-puriteinse inwoners stemrecht kregen) kondigden van de kansel het hoogst mogelijke terreuralarm af. Satan zou zijn apocalyptische aanval hebben ingezet. De vrome kerkgangers werden opgeroepen waakzamer te zijn dan ooit, omdat zich onder hen talloze dienaars van het Kwaad zouden schuilhouden. ‘Door een vreselijke beschikking van boven is een heel leger duivels losgebroken en neergestreken temidden van het volk van God. Op de meest bovennatuurlijke manier hebben zij het lichamelijke bezit genomen van talloze bewoners van Salem en naburige plaatsen. Uit de huizen klinkt het indringende gegil en gekrijs van al die goede mensen die door kwade geesten worden gepijnigd. Alles wijst erop dat de oorzaak van deze wonderbaarlijke aandoening gelegen is in huiveringwekkende hekserij.’ Aldus noteerde Cotton Mather, destijds een van de meest radicale puriteinse dominees in New England, in zijn dagboek.Ga naar eind8 Zeker is dat plotseling ook andere jongeren dezelfde epileptische symptomen gingen vertonen en net als de meisjes allerlei mensen in hun naaste omgeving begonnen te beschuldigen. Binnen de kortste keren puilde de gevangenis uit van vermeende heksen. Bij huiszoekingen werd naarstig gespeurd naar gele vogels, rode katers en voodoopoppen die met naalden waren doorstoken. Verdachten werden onderworpen aan een minutieus lichamelijk onderzoek naar een tegennatuurlijke derde tepel. Deze zou zich ergens bevinden op het onderlichaam tussen vagina en anus, en bestemd zijn voor het zogen van pasgeboren hellemonsters en duivelsjongen. Tijdens de verhoren ging het er niet zachtzinnig aan toe. Allerhande stresstechnieken werden toegepast, zoals mensen langdurig in extreme lichaamshoudingen laten staan en dagenlange slaaponthouding. Bij een van de verdachten werden zijn voeten aan zijn nek gebonden totdat het bloed uit zijn mond gutste. Onder het bijbelse mandaat ‘een toveres zult gij niet in leven laten’ stelde de nieuwe Engelse gouverneur William Phips een Speciale Rechtbank van Onderzoek in, zeg maar een bovenwettelijk tribunaal met verregaande bevoegdheden.Ga naar eind9 Het is niet duidelijk of hij werkelijk in de hekserij geloofde of dat hij er slechts op uit was de overvolle gevangenis te ontlasten. In elk geval handelde de Rechtbank de zaken vrij vlot af, zeker omdat visioenen en geestverschijningen als bewijs werden toegelaten. De verdachten die volhardden in hun onschuld werden al helemaal snel veroordeeld en onder begeleiding van een joelende menigte op een kar afgevoerd naar de heuvel met de galgen, waarna enige momenten later hun dode lichamen in het ravijn werden gegooid.
Zo snel de storm was opgestoken, zo snel ging deze ook weer liggen. Toen de massapsychose volkomen uit de hand begon te lopen en beschuldigingen van hekserij zelfs werden geuit tegen de schoonmoeder van tribunaalrechter Jonathan Corwin, ene mevrouw Margaret Thatcher, alsmede tegen leden van de adviesraad van de gouverneur, twee zonen van de oud-gouverneur, en ook nog tegen de echtgenoot van de ijverige heksenjager dominee John Hale, was het | |
[pagina 11]
| |
de vogelmens
ineens gauw gedaan met de vervolging. Na een conflict tussen enkele rechters en een paar fanatieke dominees, besloten Phips en Increase Mather (de gematigde vader van de fanatieke Cotton Mather) een eind aan de vertoning te maken. ‘Het is beter dat tien verdachte heksen ontsnappen, dan dat één onschuldig persoon wordt veroordeeld,’ oordeelde Mather sr. en hij verordonneerde dat veroordelingen op basis van de visioenen en geestverschijningen niet rechtsgeldig waren. Phips verbood verdere arrestaties en kort daarop worden alle gedetineerden vrijgelaten. Over Salem viel plots weer de rust van het graf. Uiteindelijk waren zelfs de fanatieke predikanten wel bereid hun dwaling openlijk toe te geven en zij riepen in 1697 een vastendag voor boetedoening uit. Openbare spijtbetuigingen kwamen er van enkele meisjes die kennissen hadden beschuldigd (‘Ik was onwetend en misleid door Satan, ik wens mij nederig in het stof te wentelen voor de onschuldige families die ik beschuldigde, ik vraag nu vergiffenis van God’) en van een enkel jurylid (‘ik ben bezoedeld door het vergieten van onschuldig bloed’). Consequenties werden er overigens niet aan verbonden. Zowel dominees als juryleden continueerden allemaal hun florissante carrières. De overheid onderstreepte later dat in de heksenjacht mogelijk onschuldige mensen waren gestorven, en schuldigen waren ontsnapt, en dat de hele gang van zaken uitermate betreurenswaardig was, maar dat niemand maar ook iets te verwijten viel.
Het zou nog bijna 200 jaar duren eer er een studie verscheen die een min of meer wetenschap- | |
[pagina 12]
| |
pelijk licht op de zaak wierp. Het volumineuze Salem Witchcraft; With an Account of Salem Village and A History of Opinions on Witchcraft and Kindred Subjects uit 1867 was van de hand van Charles W. Upham, die eerst dominee in Salem was, daarna burgemeester en ten slotte als afgevaardigde een zetel kreeg in het Amerikaanse congres. In zijn boek beticht hij de beschuldigende meisjes ervan op frauduleuze wijze de dood van hun buren te hebben bewerkstelligd. Daarbij zouden zij zijn opgehitst door volwassenen die uit waren op vergelding en persoonlijk gewin. De ultieme boosdoener was volgens Upham echter de bijgelovigheid van de puriteinse geestelijken en hun ontstellend gebrek aan rationaliteit. De beginnende Verlichting was blijkbaar geheel aan hen voorbijgegaan. Deze visie werd min of meer de standaard-interpretatie die generatie op generatie in Amerikaanse schoolboeken werd herhaald. Ook Arthur Miller baseerde zich bij zijn The Crucible op de fraudetheorie van Upham, maar nam daarbij de artistieke vrijheid - wellicht met een schuin oog op Marilyn Monroe - om daaromheen naar eigen inzicht een seksuele plot te fantaseren. Hij bedacht een oudere man die zijn buitenechtelijke affaire met een minderjarig meisje verbreekt en van haar krijgt nageworpen: ‘Ik weet nog hoe je mij van achteren beetgreep... en hoe je zweette als een dekhengst als ik maar even bij je in de buurt kwam!’ Uit wraak probeert zij zijn vrouw als heks gehangen te krijgen. Overigens was Miller geenszins de eerste die de heksen van Salem in de context van zijn eigen tijd trok. Kort na de Tweede Wereldoorlog was het de Amerikaanse voormalige geschiedenislerares Marion L. Starkey die als eerste de parallel trok tussen Salem en de Endlösung in Hitler-Duitsland. In een soort educatieve halfroman The Devil in Massachusetts: A Modern Enquiry into the Salem Witch Trials beschreef zij in 1949 hoe de puriteinen naar Amerika waren gekomen in de stellige overtuiging dat zij als Gods eigen volk ‘a City upon a Hill’ zouden stichten, een nieuw Jeruzalem waarop alle ogen van de wereld gericht waren. Het utopische geloofsideaal bleek echter niet opgewassen tegen de verpletterende werkelijkheid van de Amerikaanse wildernis. Nog geen generatie later verkeerde Salem al in een diepe crisis. De ene ramp volgde op de andere: misoogsten, barre winters, pokkenepidemieën, desastreuze oorlogen tegen de indianen, een overstelpende toevloed van berooide vluchtelingen en - het ergste van alles - een anti-puriteinse politiek van de Britse machthebbers. Al die rampspoed vormde een vruchtbare voedingsbodem voor het klassieke sociaal-psychologische mechanisme van frustratie die afgereageerd wordt op een zondebok. In Nazi-Duitsland waren de joden de klos geworden, en in Salem de heksen. Voor de langzame leerlingen vatte Starkey het in haar boek nog even netjes samen: ‘Een volk wier natuurlijke impulsen sinds lang waren onderdrukt door de strengheid van het geloof, wier gevoel voor veiligheid was ondermijnd door ondragelijke angst en terreur, smachtte naar een catharsis. Gefrustreerd door de duivels van wie zij niets begrepen, smeekten ze om een zondebok. Ze wilden een lynching en ze kregen die ook.’ Afgezien van de parallel met de nazi's is haar visie trouwens een vrij trouwe echo van de interpretatie die de befaamde historicus uit Harvard Perry Miller al voor de oorlog had gegeven in zijn The New England Mind: From Colony to Province (1939). Daarin had hij betoogd dat het echec van de heksenjacht het einde van het klassieke puriteinse regime markeerde. De tragiek lag er volgens hem in dat de puriteinen die in Europa altijd zelf vervolgd waren, naar Amerika waren gekomen om de wereld opnieuw te beginnen zonder de gebreken van het oude Europa. Het beloofde land dompelden zij in hun eigen ultieme nachtmerrie waarin het staatsapparaat onschuldige burgers vervolgt en executeert. Het was volgens Miller de definitieve genadeklap voor de theocratische aspiraties van de puriteinen. Later zou het Amerikaanse optimistische vooruitgangsgeloof - dat niet in de laatste plaats opbloeide onder Roosevelt aan het einde van de jaren dertig! - de heksenjacht van Salem bijzetten als een laatste stuiptrekking van het oude Europa in de nieuwe wereld, en zulks deed in zekere zin ook Perry Miller.
In de jaren veertig werd het Amerikaanse wereldbeeld beheerst door de wereldoorlog, maar ook door de doorbraak van het Freudiaanse gedachtegoed. Dit had meteen consequenties voor de visie op de heksenjacht in Salem. Zo stelde in 1943 de klinisch psycholoog Ernest Caulfield in een artikel in The American Journal of Diseases of Children dat de behekste meisjes van Salem geleden zouden hebben aan ‘hysterische conversie’. | |
[pagina 13]
| |
aarden
Behalve hun onderdrukte seksualiteit waren er voor de puriteinse jeugd ook genoeg andere zaken om gestoord van te raken: het strakke opvoedingsregime, de strikte werkethiek, de monotonie van het dagelijkse bestaan, het drukkende zondebesef, de angst voor de dag des oordeels, en vooral de verstikkende sociale controle in de hechte gemeenschap. Ook hier werkte het principe dat als de druk te groot wordt, het rationele bewustzijn het laat afweten en het irrationele onderbewustzijn de sturing van het gedrag overneemt, betoogde Caulfield. Deze psychoanalytische visie werd in de jaren tachtig verder uitgewerkt door John Putnam Demos. Deze hoogleraar geschiedenis aan de Brandeis Universiteit in Boston maakte in zijn boek Entertaining Satan; Witchcraft and the Culture of Early New England uit 1982 een profiel van beschuldigden en beschuldigers. De vermeende heksen bleken voor het merendeel ongepolijste vrouwen van middelbare leeftijd, meestal getrouwd maar vaak kinderloos. Onder degenen die behekst waren en beschuldigingen rondstrooiden, bevonden zich veel pubers en adolescenten, maar ook opvallend veel vrouwen in dezelfde leeftijd als de ‘heksen’. Deze laatsten worstelden mogelijk, denkt Demos, met een menopauze-trauma. In Nieuw Engeland, waar het baren van kinderen als belangrijkste functie van de vrouw gold, kwam de overgang hard aan. In hun ontzetting zouden vrouwen de schuld van hun onvruchtbaarheid wijten aan hekserij. Bij de jongeren ziet de historicus als oorzaak problematische moeder-dochter relaties die hun oorsprong zouden hebben in de repressieve puriteinse zindelijkheidstraining. | |
[pagina 14]
| |
In dit verband sprak Demos van ‘infantiele regressie’ waarbij de ‘agressieve pre-Oedipale impulsen’ van de meisjes tegen hun moeders werden geprojecteerd op vrouwen in hun omgeving. Hoogst opmerkelijk achtte hij het dat in de heksenverbeelding in Salem de seksuele toespelingen zeer spaarzaam waren. Afgezien van heksen op een bezemsteel (fallussymbool) waren er geen beschuldigingen van obscene naaktheid, promiscuïteit of genitaal contact met de duivel. Dit zou er volgens hem op wijzen dat de drijfkracht van de heksenjacht niet zozeer gezocht moest worden in verwrongen erotische driften als wel in anaal-obstinate razernij.
Op veel bijval uit feministische kring hoefde Demos natuurlijk niet te rekenen, in veel opzichten was hij een der laatste psychoanalytische mohikanen onder de geschiedschrijvers. Kort daarna zouden er juist tal van publicaties van vrouwelijke historici verschijnen waarin de heksenvervolgingen werden voorgesteld als een sadistische strafmaatregel van de man om de vrouw op haar sociaal ondergeschikte plaats te houden.Ga naar eind10 Zij wezen erop dat de Heksenhamer (Malleus maleficarum), het vijftiende-eeuwse handboek over hekserij, druipt van onverholen vrouwenhaat. Dat gaat dan in de trant van: ‘Alle hekserij komt van vleselijke begeerte, die bij vrouwen onverzadigbaar is [...] Om hun lusten te bevredigen, trekken ze met de duivel op [...] Adam werd verleid door Eva, niet door de duivel, en daarom is de vrouw bitterder dan de dood.’ Sommige feministische historici zagen de middeleeuwse heksenjacht dan ook als een regelrechte vrouwenmoord, ook wel betiteld als ‘feminicide’ of ‘vrouwen-holocaust’. Hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Michigan Carol F. Karlsen richtte zich in haar boek The Devil in the Shape of a Woman; Witchcraft in Colonial New England uit 1987 specifiek op de heksenjacht in Salem. Zij constateerde (in tegenstelling tot de bevindingen van eerdere historici) dat de heksen allerminst marginale en deviante vrouwen waren, maar dat zij juist enig bezit hadden geërfd en zo financieel onafhankelijk waren geworden. Daarmee verstoorden zij de patriarchale hiërarchie. Een vrouw die niet rechtstreeks onder supervisie van een man stond, was onder puriteinen bij voorbaat verdacht. Maar ook geschiedschrijvers gaan met hun tijd mee en het duurde niet lang of dit genderperspectief werd alweer ingehaald door een multiculturele invalshoek. Eind jaren negentig nam Elaine G. Breslaw (hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Tenessee) deze taak voor haar rekening. In het lijvig essay ‘Tituba's Confession: The Multicultural Dimensions of the 1692 Salem Witch Hunt’ betoogde ze omstandig dat de heksenjacht geïnterpreteerd moet worden als een cataclysmische confrontatie tussen de expressieve magisch-realistische Zuid-Amerikaanse verteltraditie en de naar binnengekeerde religieuze schriftcultuur van de puriteinen.Ga naar eind11 Ver voordien waren de heksen van Salem trouwens ook al verzeild in wat later in de VS ‘the culture war’ is gaan heten als een belligerente omschrijving van ‘de jaren zestig’ en de naweeën daarvan. Zo wees de socioloog Kai T. Erikson in 1966 in zijn befaamd geworden Wayward Puritans; A Study in the Sociology of Deviance erop dat de heksenjacht bewust vanuit de puriteinse elite werd georkestreerd.Ga naar eind12 Voorheen waren de puriteinse leiders altijd prudent omgegaan met beschuldigingen van hekserij: aanklachten werden zelden ontvankelijk verklaard en slechts sporadisch kwam het tot een veroordeling. In 1692 sloeg dat plots om. Hun geloof in hun goddelijke opdracht was aan erosie onderhevig, en de heksen waren precies wat ze nodig hadden om hun geloof weer nieuw leven in te blazen. Het vijandbeeld werd volgens Erikson door de puriteinse leiders welbewust ingezet om de volgelingen een hernieuwde gemeenschappelijke identiteit en een hernieuwd gevoel van missie te geven. Althans, dat was de bedoeling. Erikson meent dat de puriteinse gezaghebbers verstrikt zaten in een paradox. Om de gemeenschap bij elkaar te houden, moesten ze die uit elkaar scheuren. Pas als eenmaal bloed had gevloeid, de ophangingen waren opgevoerd, de zondebokken waren geofferd en het volk aldus was gezuiverd van zijn demonen, dan zou de gemeenschap weer in eenheid het rechte pad kunnen volgen naar de goddelijke bestemming. Maar het pakte anders uit. Het onheil dat de puriteinse leiders aanrichtten, kregen zij als een boemerang terug in hun eigen gezicht. De beoogde catharsis kwam er niet, de gemeenschap raakte meer verdeeld dan ooit en hun morele gezag kreeg een gevoelige knauw. Wayward Puritans is nu een klassiek boek over afwijkend gedrag en de puriteinse levenshou- | |
[pagina 15]
| |
doorheen
ding. Toch kan de huidige lezer er niet omheen dat het behalve een analyse van de falende politieke elite en maatschappelijke tweespalt aan het einde van de 17de eeuw ook een analyse biedt van de falende politieke elite en maatschappelijke tweespalt in de jaren zestig. Ook hier bleek dat elke historicus vooral de geschiedenis van zijn eigen tijd schrijft.
Dat gold al evenzeer voor het navolgende decennium. Welke serieuze wetenschapper had het in de jaren zeventig - het tijdperk waarin de culturele verandering van de jaren zestig hun maatschappelijke beslag kregen - niet over ‘social change’?Ga naar eind13 Het kon natuurlijk niet uitblijven dat ook de heksenvervolgingen vanuit die benadering bestudeerd zouden worden. Toegegeven, het brede sociologische raambegrip ‘social change’ was destijds al veel te modieus, werd dikwijls misbruikt, en fungeerde nog vaker als een ideologisch paskwil in de handen van babyboomers die prematuur een vaste baan aan de universiteit hadden gekregen. Desalniettemin heeft het een van de meest overtuigende verklaringen over Salem opgeleverd. Ik bedoel de studie Salem Possessed; The Social Origins of Witchcraft uit 1974 van Paul Boyer (hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Wisconsin) en Stephen Nissenbaum (hoogleraar geschiedenis aan de universiteit van Massachusetts). In dit werk stellen zij de heksenjacht voor als een puriteins achterhoedegevecht tegen de moderniteit. Zij wijzen erop dat de gebeurtenissen zich in feite afspeelden in twee nederzettingen: Salem Village (later omgedoopt tot Danvers) in | |
[pagina 16]
| |
het binnenland en de havenplaats Salem Town (het huidige Salem) die op ongeveer acht kilometer van elkaar lagen. In de loop der tijd groeiden ze uit elkaar en kwam er tussen hen een diepe kloof te liggen van tegengestelde levenswijzen en culturen. Salem Village werd nog steeds gekenmerkt door diepe religiositeit en een traditioneel agrarische levensstijl, terwijl in Salem Town steeds vaker commerciële en wereldlijke invloeden de boventoon voerden. De breuklijn van deze ‘social change’ liep tussen vrome boeren en gedreven dominees aan de ene kant en een nieuwe stedelijke middenklasse van handelslui en ondernemers aan de andere kant. De crisis over hekserij liep langs dezelfde scheidslijn. De beschuldigers kwamen allemaal uit Salem Village. Opgestookt door purteinse geestelijken kanaliseerden zij met hun beschuldigingen van hekserij hun rancune tegen hun kosmopolitische en meer welvarende buren. Boyer en Nissenbaum betoogden dat er in feite sprake was van een frontale botsing van twee culturen op een paar vierkante kilometer: de ordelijke maar benauwde puriteinse boerenwereld die ten dode was opgeschreven versus de moderne kapitalistische wereldorde waarvan de opkomst niet meer te stuiten viel. Het zal niet toevallig zijn dat dit beeld van conflicterende culturen binnen één gemeenschap enigszins leek op de ‘social change’ die de VS tijdens de jaren zeventig meemaakten. Het volstaat hier om te wijzen op Vietnam, Watergate, het aftreden van Nixon, de legalisering van abortus, de economische crisis, de snelle vrouwenemancipatie, de opkomst van gay rights, de spectaculaire stijging van het aantal echtscheidingen, de scherpe groei van de migratie uit de Derde Wereld, enzovoort. Het is misschien evenmin een wonder dat de wetenschap in de optimistische en rijke jaren negentig een diametraal tegenovergestelde visie ontwikkelde. Zo betoogde Richard Godbeer (hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Miami) in zijn The Devil's Dominion; Magic and Religion in Early New England uit 1992 dat de heksenjacht niet voortkwam uit de elite maar uit het volk van Salem. Hekserij was nu eenmaal een diepgeworteld volksgeloof dat verankerd lag in het magische wereldbeeld van die tijd. Als het bier niet gistte, de boter verzuurde, een koe verkouden werd, een man erectiestoornissen had, een vrouw een miskraam kreeg of een baby stierf, dan zocht men de verklaring alras in de vloek van een kwaadwillende buurman of de invloed van een toverkol.Ga naar eind14 Aan het einde van de 17de eeuw was er, zo betoogde Godbeer, een kloof ontstaan tussen dit weke onderbuikgevoel van het volk en de meer intellectualistische theologische leer van de elite. Maar in 1692 werd de roep om maatregelen tegen heksen zo hysterisch, dat de puriteinse bovenlaag wel moest toegeven aan de destructiedrang van het volk. De uitbarsting in Salem moet volgens Godbeer daarom gezien worden als een plotselinge inhaalslag van meer dan vijftig jaar inactiviteit van de puriteinse leiders die het ‘volksgevoel’ hadden miskend en derhalve niet hadden weten te kanaliseren. De meest recente bijdrage aan het heksendebat komt van Mary B. Norton, hoogleraar geschiedenis aan de prestigieuze Cornell Universiteit. En ook haar werk vertoont sporen van de preoccupaties van de tijd waarin het ontstond. In The Devil's Snare: The Salem Witchcraft Crisis of 1692 uit 2002 legt Norton een rechtstreeks verband tussen de heksenjacht en een posttraumatische stressstoornis die de inwoners van Salem zouden hebben opgelopen. Die was het gevolg van de verwoestingen en bloedbaden in het noorden van hun woongebied die werden aangericht door de Wabanaki indianen en hun katholieke Franse bondgenoten. Hoe kon Gods uitverkoren volk het onderspit delven tegen heidense indianen en dienaren van het papendom? Het kon niet anders dan dat Satan hierin de hand had gehad. Norton wijst erop dat de beschuldigers allemaal oorlogsvluchtelingen waren en dat hun beschrijvingen van de duivel als ‘een mismaakte zwarte man’ wijzen op een sublimering van plunderende indianen. De heksenjacht van de getraumatiseerde inwoners kwam de puriteinse magistraten goed van pas als afleidingsstrategie om niet zelf het mikpunt te worden van de onvrede over de nakende ondergang. ‘De autoriteiten probeerden hun eigen verantwoordelijkheid voor de gebrekkige verdediging van het territorium af te schuiven op de demonen van de onzichtbare wereld,’ meent Norton.
Het onderzoek naar de gebeurtenissen in Salem is niet ten onrechte wel eens vergeleken met de inktvlekkentest van Rorschach. Wat je erin ziet, heeft vooral te maken met de spoken in je eigen | |
[pagina 17]
| |
geknield
hoofd. Dit geldt zeker voor de ‘natuurwetenschappelijke’ verklaringen van de heksenjacht, die vaak op enorm veel publiciteit hebben mogen rekenen. In 1976 opende The New York Times zelfs met een vette kop op de voorpagina over de gebeurtenissen van bijna drie eeuwen eerder: ‘Salem Witch Hunts in 1692 Linked to LSD-Like Agent.’ Wat bleek? De hippe biologiestudente Linnda R. Caporael had het verruimende inzicht gehad dat de meisjes in Salem tengevolge van een voedselvergiftiging ten prooi waren gevallen aan hallucinaties en stuiptrekkingen.Ga naar eind15 Het zou gaan om wormgoor of ergotisme (Claviceps purpura), een graanschimmel waarvan de drogerende werking op die van lsd lijkt. En een paar jaar terug baarde human interest schrijfster Laurie W. Carlson ook veel opzien met haar theorie. Na lezing van het boek Awakenings van Oliver Sacks kreeg zij de ingeving dat Salem getroffen moet zijn geweest door een epidemie van de slaapziekte (encefalitis letargica).Ga naar eind16 De bron van het kwaad was volgens haar een virus dat wordt overgebracht door de tseetseevlieg. Op den duur wordt het centrale zenuwstelsel aangetast en de symptomen (gestoorde spraakfunctie en verstijvingen van de ledematen) zouden lijken op de ziekte van Parkinson en op de stuipen van de Salem-meisjes. Nog verder aan de rand van de lunatic fringe staat ongetwijfeld de theorie van Chadwick Hansen, die Engelse taal en geschiedenis doceerde aan de staatsuniversiteit van Pennsylvania. In zijn Witchcraft at Salem: were the witch-hunters wrong? uit 1969 bracht hij ronduit naar voren dat er onder de verdachten wel degelijk echte heksen waren die zwarte magie bedreven en aan satanvere- | |
[pagina 18]
| |
ring deden. De paniek in Salem was volgens hem dan ook volkomen terecht.
Zo heeft elke tijd zijn eigen heksenjacht, en dat is ook in een meer letterlijke zin waar. De massahysterie en het zondeboksyndroom in Salem waren niet de eerste in hun soort, en ze zullen ook niet de laatste zijn. Dit is het centrale thema in het verleden jaar verschenen America on Trial: Inside the Legal Battles That Transformed Our Nation van de bekende progressief-liberale advocaat en rechtsgeleerde uit Harvard Alan M. Dershowitz. In zijn overzicht van juridische uitglijders die het aangezicht van Amerika veranderden, begint hij met Salem om 62 gerechtelijke dwalingen later te eindigen met het geheime tribunaal tegen de ‘buitenwettelijke strijders’ die op grond van de Patriot Act in Guantanamo vastzitten. Zij wachten daar op berechting zonder advocaat, zonder aanklacht en zonder contact met de buitenwereld. Net als vroeger de ‘heksen’ worden nu ‘terroristen’ (echte en vermeende) zorgvuldig in een ‘andere wereld’ geplaatst, een schemerzone waar de normale verhoudingen en het normale recht niet van toepassing zijn. Het boek van Dershowitz maakt opnieuw duidelijk dat bij een heksenjacht altijd vier partijen betrokken zijn. In de eerste plaats de beschuldigers en de beschuldigden, maar daarnaast spelen ook de rechters en de omstanders een belangrijke rol. Veel vertrouwen in de rechterlijke macht boezemt America on Trial niet in. Door de gehele geschiedenis heen blijken rechters - uit carrièreoverwegingen of gewoon uit menselijke lafheid - geneigd om hun oordeel te laten hangen naar de windrichting van de gevestigde orde of van het gesunde Volksempfinden. Net zoals de meeste Duitse rechters moeiteloos heulden met het Nazi-bewind, zo hielden Amerikaanse rechters de rassenscheiding decennialang overeind, lieten ze de onteigening van indiaans land toe, gedoogden in de Tweede Wereldoorlog de internering van de Amerikaanse Japanners en dreven ze gewillig mee in de communistenjacht van McCarthy. In Salem wedijverden rechters in bloeddorst met de hysterische bevolking (tot de beschuldigingen van hekserij te dicht bij hen in de buurt kwamen), en tot op heden is het ook nog tamelijk stil in de juridische elite van Amerika omtrent de staatsrechtelijke context van de ‘war on terrorism’. Dershowits betoogt dat een heksenjacht wordt gekarakteriseerd door een amalgaam van verdenkingen tegen hele categorieën mensen, de angst voor een onzichtbare vijand (mogelijk een buurman, collega of zelfs familielid!), een vervaging van de scheidslijn tussen rechter en aanklager en de vernietiging van de slachtoffers (wat betreft hun leven of reputatie). Zover is het nu nog niet in de VS, meent hij, maar het is wel oppassen geblazen. Die bezorgdheid wordt gedeeld door James A. Morone, hoogleraar politicologie aan de elitaire Brown Universiteit in Providence, Rhode Island. In zijn ophefmakende boek Hellfire Nation; The Politics of Sin in American History uit 2003 voert hij aan dat de puriteinen in Salem dan uiteindelijk aan het kortste eind trokken, maar dat zij wel een onuitwisbare stempel op Amerika hebben achtergelaten. Het geloof in de bijzondere roeping van de Nieuwe Wereld zit nog steeds diep in de Amerikaanse psyche ingebakken. Sterker nog, stelt Morone, de gehele geschiedenis van de blanke Amerikanen valt te beschouwen als een aaneenschakeling van kruistochten. Niet voor niets zijn het woord ‘crusade’ en de uitdrukking ‘war on...’ diep verankerd in het Amerikaanse geestesleven. Zo waren er the ‘The Temperance Crusade’ (van christelijke vrouwen de drooglegging afdwongen), ‘the Crusade against Communism’, ‘the war on drugs’ en niet in de laatste plaats ‘the war on crime’. Het aantal Amerikanen in de gevangenis is nu de twee miljoen ruim gepasseerd, en daarmee heeft ‘the land of the free’ verhoudingsgewijs vijf keer meer mensen opgesloten dan de meeste andere westerse democratieën. Met nog grotere morele geestdrift werd na de aanslagen van 9/11 de ‘oorlog’ tegen het terrorisme aangevat. Morone ziet verontrustend grote overeenkomsten met de heksenjacht in Salem. Zoals de puriteinen de strijd aanbonden tegen Satan, zo groepeert de Amerikaanse natie zich nu tegen de (even ongrijpbare) ‘as van het kwaad’ die de hele wereld omgordt. Zijn boodschap is weinig opwekkend. Elke ‘oorlog’ die Amerika intern voerde, maakte het staatsapparaat tot een grotere, oncontroleerbare moloch. Ten tijde van de Koude Oorlog ontstonden de alomvattende nationale veiligheidsstaat en het militair-industrieel complex; de oorlog tegen de misdaad baarde een ontzagwekkend justitieel-penitentiair apparaat | |
[pagina 19]
| |
en nu leidt de oorlog tegen het terrorisme tot een bijna onmerkbare opeenstapeling van aangescherpte regels, verruimde bevoegdheden, stringentere bewaking, speciale coördinatoren en veiligheidsministers, nieuwe wetten, onzichtbare instituties en ongrijpbare bureaucratieën, die het voorstellingsvermogen van alle voorgaande generaties ver te boven gaat.
Het probleem van onze tijd is overigens even duidelijk als ingewikkeld. We zullen waarschijnlijk - net zoals de inwoners van Salem - pas naderhand kunnen zien en begrijpen hoe reëel de huidige dreiging van het terrorisme is. Daarom is het ook niet gemakkelijk te zeggen of Morone een realistisch beeld schetst van de wurging van de rechtstaat door de rechtstaat dan wel een loze onheilsprofetie verkoopt. Of schuilt het gevaar juist in het grijze en ongekarteerde niemandsland daartussenin? Niettemin is het nuttig onder ogen te zien dat de heksen van Salem ons wel degelijk een les te bieden hebben. Die les werd - in een ander verband - al scherp onder woorden gebracht in het begin van de 20ste eeuw door de fameuze Amerikaanse opperrechter Louis Brandeis. Hij zei: ‘Het grootste gevaar voor onze vrijheid schuilt in de verraderlijk langzame afkalving van de burgerlijke grondrechten door gedreven mensen die het allemaal wel heel erg goed bedoelen, maar aan verstand toch net even iets tekort komen.’ |
|