Deze maand
Dit is de maand van de grote opluchting. De stille ongereptheid van de toekomst lonkt weer, en de jaarwisseling is reeds bijna vergeten. Het meest rampzalige aspect van zo'n jaarwende - behalve dat ze bewijst dat de tijd inderdaad verglijdt - is wel de kakofonische tsunami aan geestrijke woorden, moralistische terugblikken en maatschappelijke diagnoses die vanuit de media meedogenloos neerdaalt. Dit jaar waren veruit favoriet: ‘Nederland is in de war’ (ik telde deze tussen kerst en oudjaar liefst 38 keer; ‘De wereld is op drift’ (22 keer) en ‘Het was een bewogen jaar’ (recordhouder met 63 door mij gesignaleerde optredens op radio, tv, internet en in landelijke kranten).
En dat was nog vóórdat Arnold Heumakers in NRC Handelsblad over de ramp in Azië betoogde dat de aarde zo ‘vreemd’ is. Erger nog, schreef hij: ‘Omdat we er deel van uitmaken, zit het vreemde van de aarde ook in onszelf.’ De slotsom was voor hem duidelijk: ‘Vandaar dat onze praktische theodicee nooit echt een veilig en betrouwbaar “thuis” zal worden, of we het nu proberen met de religie, met de cultuur, met de wetenschap, met de techniek of desnoods met al die middelen tegelijk.’
Waarom stemt deze taal nu zo droevig? Komt het door dat parmantige ‘theodicee’? (dit betekent ‘een poging de co-existentie van God en het Kwaad te verzoenen’). Komt het door de zalvende domineestoon? Komt het door de quasi-intellectuele imponeerpoging? Of komt het gewoon omdat het pretentieuze prietpraat is?
Neen, wat waarschijnlijk hier zo tegen de borst stuit, is hetzelfde als datgene wat weerzin wekt in alle andere geestrijke woorden, moralistische terugblikken en maatschappelijke diagnoses. Men wordt geheel en al ongevraagd binnengezogen in de wereld van de ‘wij’-dwingelandij. ‘Nederland is in de war’, ‘De wereld is op drift’, ‘Het was een bewogen jaar’ en ‘we’ moeten ‘het vreemde van de aarde ook in onszelf’ accepteren. Maar hoezo? Ik ben in het geheel niet in verwarring, noch ben ik op drift, en mijn jaar werd helemaal niet bewogen door wat dan ook.
Toegegeven, menigeen zal het afgelopen jaar soms de wenkbrauwen hebben opgetrokken bij bepaalde gebeurtenissen. En ook zal er wel eens achter een oor zijn gekrabd, en zelfs zal deze of gene af en toe oprecht verbaasd zijn geweest. Maar helemaal niets rechtvaardigt de kwaal van het imperialistische ‘we’. Indien men zoekt naar een verklaring voor deze zucht tot verplichte deelname aan het collectief, is het gemakkelijk te wijzen op de verzuiling en de verankering van moraaltheologie in het alledaagse geestesleven van de Lage Landen. Bovendien - en dat maakt het nog ondraaglijker - is het een symptoom van een soort Veronica-intellectualisme.
Ik bedoel daarmee dat alom het onvermogen om argumenten van opinies te onderscheiden in onze oren tettert, en de strijd om het eigen ‘ik’ te vrijwaren van de expanderende ‘wij’ teloor gaat in de luidruchtige beeldtaal van deze tijd. Toch is díe strijd het wel degelijk waard om te strijden. Vooral in een samenleving waarin tijdens de secularisatie vergeten werd de religieuze geneigdheid af te schudden, waarin individuele bevrijding niet hand in hand ging met het loslaten van groepsdenken, en waarin tolerantie heerst zonder argumenten over wat er om welke reden getolereerd dient te worden. De jaarlijkse tsunami aan geestrijke woorden en moralistische terugblikken is niets anders dan een signaal dat niemand mag ontsnappen aan de kudde.
Voor mensen met een afwijkende levensovertuiging is dit geen gemakkelijk land om te integreren. Gelukkig wordt in Hollands Maandblad ‘wij’ met evenveel argwaan bekeken als ‘ik’ - bb