Uw ombudsman
Daan Schrijvers
episode 9 - Waarin Daan Schrijvers de heuglijkste van alle heuglijke dagen des jaars noodgedwongen in een stal doorbrengt met drie wijzen uit het Westen en een geit.
‘Dit is een politiebericht. Op de avond van 23 december is uit zijn vrijgezellenflat aan de rand van de Randstad de heer D. Schrijvers weggelopen, in kennelijk verwarde toestand. Sindsdien is hij vermist. De man waant zich 's Werelds Ombudsman en moet gevaarlijk worden geacht voor zijn omgeving. Hij gaat gekleed in een beduimelde regenjas, dat attribuut bij uitstek van de journalist pur sang. Zijn gelaat draagt zichtbaar de sporen van 31 jaar journalistieke pre-pensioenopbouw.’
‘Donnerwetter,’ mompelde ik, terwijl mijn eigen hoofd mij in kennelijk verwarde toestand aanstaarde vanaf circa 146 breedbeeldschermen in de hoofdstedelijke vestiging van de Media Markt. De geit naast me knikte begrijpend. ‘Ja, voor de aarde zelf is de zaak eenvoudig genoeg. Die draait maar om z'n as en vervolgt z'n baan om de zon en heeft er geen weet van. Maar de mensen erop tobben met moeite en zorg en...’
‘Ja, dat weten we nu wel,’ beet ik de geit toe. ‘We moeten weg uit deze mallemolen van het moderne medialeven.’
Zo verdwenen we opnieuw in de anonimiteit van de grootstad, op de vlucht als we waren voor de ongezouten werkelijkheid die nu al wekenlangs als een klamme deken over de samenleving hing. Mijn inspiratie was dood, om te beginnen mijn inspiratie als 's Werelds Ombudsman. Hieromtrent bestond niet de geringste twijfel. Mijn inspiratie was zo dood als een deurnagel (hoewel ik geenszins uit eigen ervaring wist hoe dood een deurnagel is).
Daantje, Daantje, dacht ik, hoe nu verder? Gisteren alweer hadden al mijn vrienden uit de columnisten-corner en ook de voltallige Raad van Hoeders van onze op drift geraakte natie mijn vrijgezellenflat in gebruik genomen als onderduikadres. ‘Het wordt nu wel erg druk,’ had ik nog geroepen. Waarna men mij met een welgemeend ‘Vol = vol’ buiten mijn deur had gezet, tezamen met de geit die mijn gasten als maatschappelijke afleidingsmanoeuvre hadden meegenomen.
En daarom liepen wij hier, op die heuglijkste van alle heuglijke dagen des jaars, op de dag namelijk dat Mister Apax de kerstpakketten zou gaan uitdelen aan de trouwe reporters van het Algemeen Dagblad, het Rotterdams Dagblad, de Rijn en Gouwe, De Dordtenaar, het Utrechts Nieuwsblad, de Haagsche Courant, de Goudsche Courant alsmede de Amersfoortse Courant, die wel niet zo'n gezellige kerst zouden hebben, deze kerst.
Buiten was het guur en bijtend koud, en mistig bovendien. De stadsklokken hadden zojuist drie uur geslagen, maar het was al helemaal donker - het was trouwens de hele dag niet licht geweest - en voor de vensterruiten flakkerde het zwakke licht van elektrische feestkaarsen. Hola, wat was dat nu? Plotseling stonden we tot onze enkels in het stro, een os en een ezel keken ons vijandig aan. Op de achtergrond klonk zachtjes Nu zijt wellekome... euhh... pom-pom-pom. In de hoek stond een morsige kribbe, met daaromheen drie duistere figuren.
‘Je bent laat, Daan!’ snauwde de eerste Wijze uit het Westen, in wie ik ondanks zijn aangeplakte ringbaard en tulband eenvoudig mijn eeuwige hoofdredacteur Walter Decheiver herkende. Naast hem stonden de overige leden van het Presidium van het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren, en ondanks hun feestgewaden keken ze niet erg opgewekt de kribbe in.
‘Lacht-ie al?’ vroeg ik, terwijl vaderlijke gevoelens in mij opwelden.
‘Hij is dood, Daan. Net als jouw inspiratie,’ riep Walter, terwijl hij zijn mirre, wierook ende klatergoud woedend op de grond smeet. ‘Oei, oei, wat zal Mister Apax boos zijn.’
‘Dood?! Hoe bedoel je? Kerstmis moet nog beginnen,’ riposteerde ik snedig.
‘Kerstmis, kerstmis... waar heb je het over? Hier ligt het doodgeboren kindje van onze Beursgang, Daan! We hebben er echt alles aan gedaan. De kranten gefuseerd, de uitgeverijen weggesneden, en nog krijgen we het hartje niet aan het kloppen. Het lijkt wel alsof er in de hele Pers Media Concentratie geen ziel meer zit!’
Even was het stil. Toen wendde het voltallige Presidium zich tot mij.
‘Daan...,’ klonk het op weinig christelijke toon, en ik besefte dat mijn vrolijk kerstfeest eraan was. ‘Jij bent onze Ombudsman. Nog voor het einde van het jaar verwachten we nu eens eindelijk Daans Diepgravende Diagnose naar de Stand Der Dingen (en hoe het zover heeft kunnen komen) op ons bureau.’
‘Euhh,’ stamelde ik, en ik voelde dat er iets knaagde aan mijn inborst. Het was dit keer niet mijn geweten, het was de geit. (Wordt vervolgd)
Daan Schrijvers@hotmail.com - ook uw ombudsman!