Uw ombudsman
Daan Schrijvers
episode 8 - Waarin Daan Schrijvers een onschatbare dienst bewijst aan het vrije woord door een oud-Hollandse traditie in ere te herstellen
‘Volk van Nederland,’ sprak ik op majestueuze toon, terwijl ik soeverein in de spiegel keek. ‘'s Levens felheid heeft ons zoëven ingehaald, het herfsttij is gevallen, en zachtzinnig ging dat niet. Nimmer tevoren had alles scherper uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk, schijnt de afstand in ons tijdsgewricht groter dan ooit.’
Hier zweeg ik veelbetekenend, om de vorstelijke woorden goed op mijzelve te laten inwerken. Toen vervolgde ik gedecideerd: ‘Ik begrijp de marktkoopman en de taxichauffeur die hun opgekropte rancune over onbegrepen nieuwkomers, concurrenten annex onderkruipers, uitvreters, de vrije loop laten. En ik begrijp de verongelijkte moslim die zich als vijand in het isolement gebracht en als potentiële moordenaar beschimpt voelt. Ik begrijp zelfs de Columniste Met Het Rode Haar die reflexmatig haar stellingen betrekt, haar gelijk van de daken schreeuwt. Echter, als uw Ombudsman zeg ik: wij...’
Ding-dong!
Hola, wat was dat nu? In deze bange tijden keek ik voorzichtig door het gluurglaasje in de deur van mijn vrijgezellenflat aan de rand van de Randstad. Ik zag een dikke man met een tulband en een ringbaard en een geit.
‘Euhhh... niemand hier!’ probeerde ik uitermate koelbloedig te blijven, terwijl ik wankelde op het slappe koord dat mijn ethische en etnische integriteit heette.
‘Hoezo, niemand hier? Is dat een bezwaar? Schiet op, Daan! Open die deur,’ klonk het kort aangebonden vanachter de kettingsloten. Ik haalde opgelucht adem. Die stem herkende ik. De man met de tulband en de ringbaard en de geit was helemaal geen Korancolporteur. Het was... het was... mijn eigen eeuwige hoofdredacteur, mijn beminnelijke vriend en gelouterde collega Walter Decheiver, wiens inspirerende greep op de werkelijkheid ik juist de afgelopen weken zo node had gemist.
‘Walter, jij hier?’ sprak ik, terwijl ik de deur uitnodigend openzwaaide. ‘Waaraan verdien ik deze eer...?’
‘Daan,’ fluisterde hij gejaagd, ‘noem mij Achmed vanaf nu.’
Ik keek hem onderzoekend aan.
‘Ik zal aan jou hoop ik alles kunnen toevertrouwen,’ vervolgde Walter... euuhhh... Achmed Decheiver, ‘zoals ik dat nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.’ Even was het stil.
‘Het is oorlog, Daan,’ vervolgde Decheiver, terwijl hij en passant zijn tulband afnam en zijn ringbaard verwijderde en de geit buitensloot. ‘Wij voorvechters van het vrije woord moeten gespaard worden, dat is van eminent belang. Voor straks, Daan, voor tijdens de Wederopbouw. Daarom komen we naar oud-Hollandse traditie onderduiken. En wel op de veiligste plek in de Randstad, zo hebben de Raad van Hoeders alsmede het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren tijdens het crisisberaad besloten.’
‘Maar Achmed, overdrijf je niet een beetje,’ sputterde ik tegen, terwijl ik beschermend voor de drankkast ging staan.
‘Daan, weet je, voor ons fabrikanten van het vrije woord en handelaren in opinies van diverse pluimage is het altijd vijf-voor-twaalf. À propos, doe mij maar rood. En geef hun ook wat.’
Grote Goden, Donnerwetter, net op het moment dat ik mij omdraaide, zwaaide de deur met prozaïsch gemak open. Een vloedgolf aan helden van het vrije woord spoelde naar binnen, velen gehuld in kogelvrije vesten. Ik herkende al mijn vrienden uit de columnistencorner van nachtproeverij Le Clochard, en ook de voltallige Raad van Hoeders zoals benoemd door het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren, alsmede de reeds vermeld Hoogheemraadschap zelve.
‘Vrinden, vrinden,’ probeerde ik de situatie te redderen. ‘Het wordt nu wel erg druk in mijn flatje.’
‘Mooi gesproken, Daan. Dapper ook,’ klonk het even unisono als welgemeend. Vol is vol! was het laatste dat ik hoorde, voordat de deur achter mij in het slot viel. Hier stond ik dan. Ik kon niet anders. Het was oorlog, zoveel begreep ik nu wel.
Glazig keek ik de geit op de gang in de ogen. Terwijl we gezamenlijk naar buiten liepen, leek het wel alsof hij mompelde: ‘Ja, voor de aarde zelf is de zaak eenvoudig genoeg. Die draait maar om z'n as en vervolgt z'n baan om de zon en heeft er geen weet van. Maar de mensen erop tobben met moeite en zorg en veel verdriet door de rijstebrijberg van opinies en religies en misverstanden dienaangaande, alsof 't zonder die moeite, die zorg en dat verdriet geen oudjaar zal worden.’
Ik keek de geit niet-begrijpend aan, maar ergens voelde ik dat hij gelijk had.
Daan Schrijvers@hotmail.com - ook uw onderduikadres!