Anderhalf uur later loop ik opnieuw die kamer binnen. Peter heeft lampen aangeknipt. Hij slaapt op zijn buik, op de bank. Eén arm ontspannen naar beneden bungelend. Er glinstert speeksel in een van zijn mondhoeken. Hij draagt alleen een zwembroek. Ik kan hem zo wurgen, de hersens inslaan. Ik verdwijn naar boven.
's Nachts zet ik mijn tanden in zijn schouder als ik hem neuk. Tot bloedens toe. Hij begint te huilen en vraagt waarom ik hem pijn doe. Ik rol om en zeg dat ik er met mijn gedachten niet bij ben. Dat het komt door de bijeenkomst in Druten. Campagne in Druten, weet je.
Soms mis ik kleine bedragen, of denk ze te missen. Steeds vaker lig ik wakker. Mijn hersens doen een marathon, ik raak uitgeput. Ik bestudeer Peters lichaamstaal op zoek naar leugens en gedraag me als een bloedhond die jaagt tot de dood erop volgt. Telkens als hij me aanraakt, schud ik hem af. Woede vereist concentratie. Uiteindelijk schakel ik Louis in. Dagenlang stuurt hij me enveloppen met foto's; Peter en Patrick, bezig in de tuin, Peter die de auto wast, Peter en Patrick aan het strand, hun diet-coke binnen handbereik... foto's zonder kus of omhelzing. Niets, niets, niets.
Op een ochtend zijn mijn manchetknopen weg. Erfstukken, Peter mag er niet eens naar wijzen. Waarom zeg ik eerst niets? Ik zoek in zijn spullen, maar vind ze niet. Dan pas vraag ik hem waar ze zijn. Hij zegt: ‘Geen flauw idee’. Ik roep zacht dat hij niet moet liegen, dat hij, als hij weer eens geld nodig heeft alleen zijn reet maar hoeft te belenen; hij schreeuwt dat ik paranoia ben, niet om mee te leven de laatste tijd, dat hij hoopt dat ze voorgoed weg zijn, verpatst. De deur slaat achter hem dicht.
Jantien komt vertellen hoe we staan in de laatste peilingen. Omroep Betuwe heeft weer een nieuw onderzoek gedaan onder twaalf fruittelers of zo. Haar gebabbel gaat langs me heen.
Ze stopt en zegt: ‘Ach gut.’
Ik zeg dat ik er niks over kwijt wil. Maar ze heeft genoeg gehoord.
Ze zegt: ‘Laat ik je dan het slechte nieuws ook maar meteen geven: hij is geen student maar weggelopen uit een jeugdgevangenis. Seks met een delinquent, Steven... Dat is lekker als die journalisten daarachter komen. Hij moet nu je huis uit, anders is straks alles voor niets.’
Waarom zou ik haar geloven? Hij heeft me bezworen dat hij student is. Ik werk haar de deur uit. Ik zoek naar een fles om tegen te praten tot Peter thuis komt.
Ik zit in het donker als ik de voordeur hoor. De fles is leeg. Peter loopt de kamer in zonder mij te zien. Hij opent de drankkast. Ik zeg dat alles op is.
‘Jezus, Steven. Wat doe je in het donker?’
Hij staat doodstil.
Ik zeg dat hij, als hij alcohol wil, toestemming aan mij moet vragen. In verband met zijn strafblad. Nog altijd staat hij stil in het donker bij de kast. Ik kom overeind.
‘Zeg het. Wat is er nog meer niet echt aan jou?’ vraag ik.
Hij zegt dat hij niet naar dat soort shit hoeft te luisteren, draait zich om en loopt de hal in, de trap op.
Ik loop hem achterna, maar hij is sneller. Terwijl ik nog op de trap ben hoor ik hoe hij de slaapkamerdeur op slot draait. Ik bons, schreeuw dat hij open moet doen. Ik ben moe, ik smeek hem de deur te openen. Net als ik besluit de boel in te trappen draait hij hem van het slot en stapt de gang op met zijn koffer. Hij wil langs me glippen maar ik grijp zijn arm.
‘Eerst alles opbiechten, jochie,’ sis ik. ‘Weglopen kan altijd nog.’
Hij wil zich loswurmen, maar mijn woede geeft mij oerkracht. Ik sleur hem naar de trap; we gaan beneden eens even rustig verder praten.
Het moet toeval zijn dat hij struikelt. Een misstap. Achteraf denk ik niet dat ik