Deze maand
Pessimisme is een verleidelijke maîtresse. Vooral als het over cultuur gaat (en over de altoos nakende ondergang daarvan) zijn haar charmes onweerstaanbaar. Dat bleek onlangs weer bij een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau over het nationale geestesleven. Het scp toonde nauwkeurig aan dat het lezen in Nederland uitsterft. Zo daalde het aantal uren dat Nederlanders aan gedrukte media besteden de afgelopen kwart eeuw van 6,1 uur per week naar 3,9 uur. En het bleek ook dat in 1975 nog 49 procent van de Nederlanders wekelijks minimaal één kwartier in een boek las, maar dat dit in 2000 nog slechts 31 procent was (het lezen van kranten daalde van 84 naar 62 procent van de bevolking).
Het totale aantal gekochte boeken ligt thans bijna 20 procent lager dan in 1975. En die teruggang is nog veel sterker als men de toename van de bevolking (met 2,3 miljoen), de stijging van het opleidingsniveau en de groei van de uitgaven voor vrije tijd in die tijd meerekent. Een kwart eeuw geleden werden per hoofd van de bevolking nog bijna drie boeken gekocht, in het jaar 2000 was dat aantal gedaald tot ongeveer twee boeken. Vooral opvallend is de sterke afname van het aantal Nederlanders dat nog een boek ter hand neemt. In 1975 had bijna de helft van de bevolking regelmatig een boek in handen, in 2000 was dat gezakt tot krap een derde. Een kwart eeuw geleden besteedde een Nederlander gemiddeld 1,6 uur per week aan het lezen van een boek; in 1995 was dit nog maar 1,2 uur en in 2000 was het 0,9 uur per week.
Vooral onder jongeren neemt het lezen als tijdsbesteding snel af. Zo leest van de 50-65 jarigen ongeveer nog 35 procent wel eens een boek en 80 procent regelmatig een krant. Onder 20-34 jarigen zijn deze percentages 27 en 46 procent. Het scp signaleert een structurele ‘desinteresse’ bij jongeren voor boeken en kranten.
‘Is dit niet schrikbarend, catastrofaal en apocalyptisch?’ hoor ik u denken. Op die vraag weet ik geen antwoord, maar zeker is dat de ondergang van de westerse beschaving al vaker is aangekondigd. Zo meende men in het begin van de negentiende eeuw dat het einde nabij was door het afschaffen van het Latijn als academische taal. ‘We dienen de mensheid nu te beschouwen als snel wegzinkend in absolute barbarij, en de sombere schaduw van geestelijke duisternis zal zonder twijfel groeien totdat ze onafwendbaar iedereen zal omhullen,’ wisten geleerden toen.
Overigens is de terugloop van het lezen in Nederland wel verklaarbaar. Het lezen wordt steeds minder belangeloos. Op de universiteit hoeven studenten niet meer dan vier bladzijden per uur te lezen; in de media worden schrijvers verbeeld als soapsterren en het boekenvak modelleert zijn producten naar de doelgroep waarin die moeten worden ‘gepositioneerd’.
De kern is dat wij leven in een cultuur die lijdt aan behaagziekte. Kranten, universiteiten, de overheid, iedereen is geobsedeerd door de ‘feel good factor’ om het publiek te behagen. Het informeren, kritiseren, opleiden of opvoeden heeft plaats gemaakt voor onderdanige dienstverlening op een ‘leuke’ manier. Daarmee is beschaving een vorm van sociale therapie geworden. - Tekenend is de opmerking die de Commissie Literaire Tijdschriften van het Literair Produktie Fonds onlangs maakte over Hollands Maandblad. Na alle obligate loftuitingen die ik u zal besparen, schreef men dat de redactionele koers ‘niet ieders “cup of tea” is’. Die opmerking is een symptoom van het terminale stadium van de behaagziekte. Het is toch juist het wezen van literaire tijdschriften ‘niet ieders “cup of tea”’ te zijn! Waarvan akte. - bb