Uw ombudsman
Daan Schrijvers
episode 4 - Waarin Daan na een bezoek aan nachtproeverij Le Clochard een close encounter van het akelige soort overkomt terwijl hij op het spoor naar de ongezouten werkelijkheid zit
Wie die avond om vijf voor twaalf de deur van mijn vrijgezellenflat had opengeworpen, zou hebben kunnen zien in welke krankzinnige tweestrijd ik mij bevond. Ik lag met mijn armen uitgespreid op mijn bureau, en met mijn hoofd scheef op de wagen van mijn 31 jaar oude Remington. Hier lag ik dan, totaal ontdaan, ik kon niet anders.
Zoëven was ik teruggekeerd uit mijn favoriete pleisterplaats voor contemplatieve overpeinzingen van intellectuele snit waar de diepste gedachten van de vaderlandse visionairs zich zo goed op een rijtje lieten zetten, en waar men bovendien nog een straffe Café Copacabana wist te schenken. Ik bedoel natuurlijk de nachtproeverij Le Clochard. Maar dat was niet waardoor ik zo totaal ontdaan was geraakt.
Het was immers maar wat aangenaam geweest daar, temidden van mijn vakbroeders die zonder tegenzin tezamen klitten rond het pruttelend haardvuur van de columnistencorner. Journalistiek is in wezen een eenzaam metier, en hier vonden wij troost onder elkaar, omdat wij onszelf nog wisten te waarderen, onder elkaar. Dit was gezelligheid. Dit was beter dan thuis! Natuurlijk was de avond weer geëindigd met een welgemeend ‘reken jij even af, Daan?’, maar zelfs dat was niet waardoor ik zo totaal ontdaan was geraakt.
Neen, de reden voor mijn krankzinnige tweestrijd school in de onvoorziene situatie die zich had voorgedaan toen ik mijn fiets afhaalde in de parkeergarage onder Le Clochard. Het was een close encounter van het akelige soort geweest, in die hol galmende catacomben. Net toen ik licht beneveld door de gezelligheid mijn sleuteltje in mijn cijferslot poogde te duwen, klonk achter mij een rasperige stem: ‘Je bent laat, Daan!’ Geschrokken keek ik op. Er was niets te zien, anders dan twee helften van een embonpoint, aan weerszijden van een betonnen pilaar. Deze corpulentie die nog niet de omvang van zwaarlijvigheid kende, kwam mij bekend voor.
‘Walter? Jij hier?’
‘Is dat een bezwaar? Ik bedoel... mijn naam doet er nu even niet toe, Daan,’ sprak het silhouet in wie ik mijn eeuwige hoofdredacteur meende te herkennen, mijn beminnelijke vriend en gelouterde collega Walter Decheiver, wiens inspirerende greep op de werkelijkheid ik zo node had gemist.
‘Daan, wij als Raad van Hoeders weten heus wel dat jij bij Charly da S. bent geweest.’ Dit bleek niet verstandig, wat de Raad van Hoeders betrof. ‘We hebben gehoord dat Charly zei: follow the money, Daan. Maar jouw Grote Onderzoek moet de heel andere kant opgaan,’ lispelde het silhouet. ‘Dat wij toevallig opties krijgen van mister Apax voor onze uitverkoop van de Pers Media Concentratie heeft helemaal niets met de ongezouten werkelijkheid te maken. We dachten eerder aan een uitkomst waaruit blijkt dat alles wel snor zit met onze kapitale kwaliteitsjournalistiek.’
‘Euhhh...,’ probeerde ik gedecideerd de onafhankelijkheid te bewaken van Daans Grote Onderzoek naar de stand der dingen, waarvan ik voorzag dat het met gepaste publiciteit binnenkort in het deftige perscentrum Nieuwspoort zou worden gepresenteerd.
‘Tegensputteren heeft geen zin, Daan. Maar wij van de Raad van Hoeders zijn de kwaadsten niet. We willen jou als onderzoeksjournalist graag op weg helpen.’ Er verschenen een paar worstenvingertjes vanachter de paal. ‘Alsjeblieft! Dít zal je op het spoor zetten.’ De worstenvingertjes duwden mij een pakketje in handen, dat mij onmiddellijk verdacht voorkwam. ‘Voor Daan,’ stond er met zwierige letters op.
‘Doe er je voordeel mee, jongen,’ fleemde het silhouet, alsof hij de gratis goedertierenheid waarmee hij mij zojuist op de rails had gezet alsnog wilde kapitaliseren. En dat was ook zo, bleek toen ik thuis de doos met trillende handen uitpakte. Dit was geen boek over de invloed van intellectuelen op de wereldpolitiek. Dit was ook geen uitverkiezing tot De Grootste Nederlander Aller Tijden. Dit, dit... was erger dan een kogelbrief.
In de doos grijnsden onverbloemde foto's mij tegemoet. Ik zag honden, en draden, en plastic zakken die gebruikt werden als monnikskappen. Ernaast stond - met de duimen omhoog - De Meesterinterviewer. Achterop alle foto's las ik: ‘Je kunt nu nog kiezen, Daan. Of je blijft op de rails, óf je krijgt een interview in alle bladen van de Pers Media Concentratie.’
En zo kwam het dat wie die avond om vijf voor twaalf de deur van mijn vrijgezellenflat had opengeworpen, zou hebben kunnen zien in welke krankzinnige tweestrijd ik mij bevond. Hier lag ik dan, totaal ontdaan, ik kon niet anders.
(Wordt vervolgd)
Ook uw ombudsman! - daanschrijvers@hotmail.nl