Deze maand
Een bureau is een gevaarlijke plek om de wereld te bekijken. En dan bedoel ik gevaarlijk voor de wereld en niet voor degene achter het bureau. Die zit immers laf te broeden op de waarheid, terwijl buiten de breekbare werkelijkheid onhandig voort ploetert temidden van de chaos.
Op dit punt moet ik onthullen dat dit blad een verborgen agenda heeft. Neen, laat ik het anders formuleren: dit tijdschrift heeft elke maand een heimelijk themanummer over hetzelfde heimelijke thema. Hollands Maandblad wil de werkelijkheid verdedigen tegen de waarheid. Wij beogen ongekamde gedachten te beschermen tegen het dagelijks spervuur van zekerheden. Als wij het woord ‘waarheid’ horen, trekken wij daarom onze twijfel uit het holster. En zodra wij religieuzen, politici, fanatici, terroristen, columnisten, professionele bestuurders, fundamentalisten of managers zien, stellen wij eerst vragen en schieten pas daarna.
Het is om deze reden dat ik hier de aandrang onderdruk om het te hebben over bommenleggers (die wij nu angstig omschrijven als ‘islamitische fundamentalisten’ hoewel ze slechts de zoveelste banale vleeswording zijn van de menselijke destructiviteit). En evenmin zal ik mij hier verdiepen in de vierentwintig instanties die zich de afgelopen jaren in Amsterdam bezighielden met het bestrijden van schoolverzuim, maar toch bovenal met het bestrijden van elkaar, zodat de hoofdstad niet alleen verhoudingsgewijs de meeste spijbelaars van het land telt, maar ook de duurste. Ook zal hier geen woord te lezen zijn over hoofddoekjes, over inburgering, of over integratie (ik ben nog bezig de meer dan 500 beleidsmaatregelen van de overheid dienaangaande in kaart te brengen, hoewel de Rekenkamer reeds meldde dat de meeste daarvan gelukkig nimmer de vergaderzaal hebben verlaten).
Wij zijn niet de eerste generatie die met weemoed toeziet hoe goede bedoelingen te lijden hebben onder het menselijk tekort. Wie Joseph Conrads The Secret Agent heeft gelezen, beseft dat het ook in 1907 bekend was dat wie zwelgt in abstracties (‘het kwaad’, ‘puurheid’, ‘Islam’, ‘het Westen’) ofwel een terrorist is, ofwel terrorisme voortbrengt. En wie Dostojevski's Demonen las, weet dat nog langer geleden al is beschreven hoe de vernietigingsdrift niet alleen in de ziel van terroristen huist, maar ook de inborst bewoont van een ieder van ons.
Dit wil niet zeggen dat deze schrijvers de werkelijkheid beter begrijpen dan wij televisiekijkers. Wat ik beoog naar voren te brengen is dat onze ergste vijand niet de bommenlegger is met zijn lege verlangen naar de dood, niet de fundamentalist met zijn atavistische rituelen, zelfs niet de manager met zijn futiele beleidsmaatregelen, en evenmin de postmoderne leeghoofdigheid, noch de vermeende ondergang van de Westerse beschaving tout court. Neen, wie boeken leest, weet dat dit alles voorbijgaand ongerief is, en dat de wereld er in werkelijkheid niet uitziet zoals in een praatprogramma op de Nederlandse televisie. De ergste vijand die wij moeten bekampen in ons gevecht op de barricades van de ongekamde gedachten is de neiging te denken in clichés, te spreken in platitudes, en te schrijven in gemeenplaatsen. En dan gaat het niet om het cliché als stijlfiguur, maar om de platitude als instrument om de werkelijkheid te kunnen bevatten en om de gemeenplaats als bouwsteen van ons wereldbeeld. En onze tragiek is dat we niet meer kunnen bestaan zonder clichés.
Een bureau is inderdaad een gevaarlijke plek om de wereld te bekijken. Betreed daarom nooit uw studeerkamer zonder een Hollands Maandblad in de aanslag. - bb