Uw ombudsman
Daan Schrijvers
episode 1 - Waarin Daan een eervolle opdracht ontvangt van de Raad van Hoeders, zoals afgevaardigd door het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren
De natie ontwaakte vanmorgen gedompeld in de grauwe nevel van de ongezouten werkelijkheid. Grote, slechts vaag omlijnde, grijze wolkenbanken joegen langs de hemel en lieten van tijd tot tijd een buitje motregen op de aarde neer. Een gure wind uit het zuidwesten hielp mee nu al, eind februari, een huiverige herfststemming te scheppen. Er hing een Grote Overname in de lucht.
Ook ik kende onder mijn beduimelde regenjas, dat attribuut van de ware journalist bij uitstek - een bezwaard gemoed. Slechts even was ik weggeweest naar elders, en nu? Alles wat ooit vast en heilig leek, scheen plots onthecht en wankelend: recht en waarheid, rede en beschaving, moraal en menselijkheid, en bovenal de Pers Media Combinatie (pmc). In de vliegende storm die vooruitgang heette, peinsde ik, doolde de mens zonder plechtankers van geloof en traditie, voer hij op gegist bestek door de onontwarbare openingszetten van het nieuwe millennium. En dat, terwijl de schuimende golven van bloeddorst, rancune, fundamentalisme en vijandige overnames over het voordek van de westerse cultuur kolkten. Dat alles bezwaarde mijn gemoed, maar bovenal werd ik geplaagd door de prangende vraag: wat zou de Grote Overname voor mijn riante 31-jarige pensioenopbouw betekenen?
‘Je bent laat, Daan!’ klonk het sonoor. Ik was hier jaren niet geweest. De hectiek die journalistiek in Nederland heet, was ik ontwend nu ik al enige tijd van De Regeling genoot, en mijn welverdiende verre vakanties vierde met zuurverdiende Waikiki Winkers binnen handbereik. Mijn niets te vroege uittreding voelde aan als de beste tijd van mijn leven, totdat de telefoon mij had teruggeroepen naar de naakte realiteit.
‘Daan, het land heeft je nodig,’ had het omineus door satellietverbinding geklonken. Op de achtergrond ruisten rustig de golven, alsof ik in een ander millennium verkeerde, maar ik wist: mijn eeuwige hoofdredacteur, mijn beminnelijke vriend en gelouterde collega Walter Decheiver, wiens inspirerende greep op de werkelijkheid ik zo node had gemist, hém kon ik niet tegenspreken. Walters wil was wet. Hij had als collega-voorvechter van het vrije woord, alsmede onvermoeibare ausputzer van de kapitale kwaliteitsjournalistiek zonder mededogen een einde gemaakt aan mijn exotische idylle. Donnerwetter, het was weer net als vroeger!
Daantje, Daantje, dacht ik - dit draait nog uit op deksels domme dingen! Pas na de derde Waikiki Winker, zo liefdevol bezorgd door mijn Girl from Ipanema, hervond ik mijn spreekwoordelijke vrolijkheid.
En nu zat ik hier, en daar zat ik dan. Aan de grote ovalen vergadertafel, ver weg van de zonovergoten stranden, oog in oog met de Raad van Hoeders, zoals benoemd door het Hoogheemraadschap der Hoofdredacteuren. ‘Met Daan erbij kunnen we beginnen,’ sprak de man met de hamer. Het was Walter, wie anders? Alle ogen draaiden omineus in mijn richting, alsof het dit keer eindelijk menens was met de ondergang van de journalistiek in Nederland.
‘Daan, de zaken staan er niet goed voor. De Grote Overname dreigt, en nog wel door onze Belgische Buren. Vijfentwintig jaar dachten we een ijzeren greep op de natie te hebben, en dan dit. Nu dreigen wij dezelfde weg op te gaan als De Typhoon, De Waarheid, Het Vrije Volk, de Nieuwe Linie, de Krant op Zondag, Nieuwsnet, Accent, Muziek Express, Reporter, De Haagse Post, Het Vaderland zelve, en al die andere volslagen onmisbare journalistieke prachtproducten!’
Even was het stil.
‘Maar wij als Hoeders kunnen dit niet zomaar laten gebeuren,’ ging Walter voort, ‘Er is een plan, Daan, en we hadden daarbij aan jou gedacht.’
Ik keek de Hoeders aan gene zijde van de ovalen tafel aan met de glazige blik die alleen gegeven is aan journalisten die vastbesloten zijn na 31 jaar pensioenopbouw van de Regeling te genieten. ‘Euhh,’ stotterde ik toen laf, ‘Aan mij?’
Plotseling merkte ik dat er iets knaagde aan mijn inborst. Het moest mijn geweten zijn. Maar ik was weerloos, en Decheiver rook het. Hij hernam op flemende toon het woord.
‘Wij willen een onderzoek, Daan, een grondig onderzoek naar alle klachten die ons bereiken, naar de grote Overname, en naar hoe het zo ver heeft kunnen komen met ons land. Wij willen Daans Diepgravend Onderzoek. Jij wordt onze Ombudsman, niet alleen van Hollands Maandblad, maar ook van de ongezouten werkelijkheid. Er is maar één iemand die dat kan, en dat ben jij.’
Allejezus, dacht ik: wat een eer, maar hoe nu verder? Uiteindelijk kon ik niet anders dan moedig stamelen: ‘Ik acht het mijn plicht!’
(Wordt vervolgd)
daanschrijvers@hotmail.com