een persoonlijk drama nogal pompeus werd ‘verfilmt’ volgens het clichéperspectief van paranoia-jegens-de-overheid, waarbij het draaiboek meer leek op All the President's Men of Orwells 1984 of Three Days of the Condor dan op de werkelijkheid in Groot-Brittannië anno 2004.
Afgezien van de persoonlijke tragedie bleek bij Kelly immers al snel dat er sprake was van zelfmoord. Zelfmoordenaars zijn doorgaans verantwoordelijk voor hun eigen dood, en de heroïsering van Kelly in de media mag niemand doen vergeten dat hij het was die zijn familie heeft achtergelaten. Vanuit dit perspectief zijn zowel de kop ‘Only the good kill themselves’ in The Times, de diagnose ‘Kelly was a casualty of war’ in The Independent, en de slotsom in koeienletters op de voorpagina ‘spun to death’ van The Daily Mirror meer een teken van de journalistieke behoefte aan onschuldige slachtoffers van Big Brother dan van beredeneerde berichtgeving. Deze hang naar gemeenplaatsen heeft uiteindelijk weinig te maken met het politieke debacle van de massavernietigingswapens als reden voor de Irakoorlog, noch met een ontrafeling van de werking van de Britse politiek. Het is geen tegels lichten, maar een knieval voor de antipolitiek: niet de ‘corridors of power’ staan hier centraal, maar een uitgewoonde literaire stijlfiguur.
Het is dan ook bepaald lamentabel dat noch in Engeland noch in Nederland veel kranten hebben beklemtoond dat de bbc en ook Andrew Gilligan zelf al in een vrij vroeg stadium hebben toegegeven dat er onjuistheden waren geslopen in de gekozen bewoordingen van de Today-show van 29 mei 2003 (het ging - let wel - om de uitzending van 6.07 uur 's ochtends). Gilligan zei toen (zonder script): ‘And what we've been told by one of the senior officials in charge of drawing up that dossier was that the government probably knew that that 45-minute figure was wrong, even before it decided to put it in.’ De dienstdoende eindredacteur beklaagde zich onmiddellijk over het ‘losse woordgebruik’ van de journalist, en Gilligan onderstreepte later desgevraagd dat hij op dit punt onzorgvuldig was geweest en dat de woorden ‘the government probably knew’ meer zijn eigen interpretatie dan de uitdrukking van zijn bron waren geweest.
Het probleem ligt echter dieper. De uitglijder van Gilligan was wellicht verwaarloosbaar geweest in minder verhitte tijden, maar ze illustreert anderzijds ook hoezeer journalistiek tegenwoordig (al dan niet onbewust) tamelijk gemakkelijk overgaat tot het werken met suggestie, met indrukken en met meningen, en hoezeer de klemtoon is verschoven van onbetwistbare ‘feiten’ naar de ‘motivatie’ van de hoofdrolspelers. Het is deze verschuiving die de deur openzet naar speculatie in plaats van onderzoek, en naar interpretatie in plaats van ontrafeling.
Het centrale probleem bij zowel Blairs rapportage over de massavernietigingswapens van Saddam als in Nederland Bernhards gedragingen is dat deze speculaties in de media de overhand hebben gekregen, en dat mede daardoor de kwesties geheel en al zijn getrokken in het perspectief van ‘liegt-ie-wel-of-liegt-ie-niet?’ Op dat moment speelt niet langer het moeizaam achterhalen van geschiedkundige feiten maar het opwindende zelf oordelen over andermans persoonlijke betrouwbaarheid. Indien de vraag bij Hutton niet was gegaan over ‘wie heeft er tegen wie gelogen’, maar over de vraag ‘op welke wijze is het Verenigd Koninkrijk in deze oorlog verzeild’, was het rapport interessanter, maar moeilijker en minder mediageniek geweest. Indien in Nederland de discussie niet zou gaan over ‘heeft Bernhard gelogen over zijn illegale kinderen en over zijn brief aan Hitler’ maar over de vraag ‘welke feiten staan in geschiedwetenschappelijk perspectief overtuigend vast, en waar begint de speculatie?’ zou er minder ophef, maar ook minder gespreksstof in praatprogramma's zijn geweest.
Dat steeds meer de motieven en integriteit van mensen en niet hun feitelijke daden onderwerp worden van de journalistiek, tekent hoezeer ons wereldbeeld zich vernauwt tot vragen over karakter, persoonlijkheid en populariteit. De grenzen tussen RTL Boulevard en Den Haag Vandaag zijn daarmee onmiskenbaar aan het vervagen. Toch dient hier aangetekend dat de vraag of Blair dan wel Bernhard ons hebben bedrogen vele malen minder relevant is dan de vraag wat nu de politieke implicaties zijn van een oorlog uit voorzorg, of wat er in staatsrechtelijke zin over de rol van de prins-gemaal valt te vertellen.
In zekere zin hebben de critici van zowel Blair en Bernhard hun onderwerp juist een dienst bewezen door onvoldoende beslagen ten ijs te komen. En het zegt iets over onze eigen onvermogen dat we onwillekeurig vluchten in de dooddoener: waar rook is, moet wel vuur zijn.