Deze maand
Met enige regelmaat vragen jonge en nog hoopvolle letterkundige aspiranten mij: ‘Hoe word ik een literair genie?’ Deze vraag is niet zo wereldvreemd als ze lijkt, hoewel het soms aan me knaagt dat nooit iemand wil weten hoe men een redactioneel genie wordt.
Zeker is dat niemand als literair genie geboren wordt. Sterker nog: niemand wordt als schrijver of als dichter geboren (laat staan als redacteur van een literair tijdschrift). Zeker is evenzeer dat een goede stijl, een scherpe pen, een machtige intelligentie of een grote werkdrift in welke combinatie dan ook niet genoeg zijn. Misschien hielp dat vroeger een beetje, maar tegenwoordig gaat het anders. Tegenwoordig worden literaire genieën gemaakt. En ze worden gemaakt omdat er behoefte aan is. Literaire genieën zijn net als barbiepoppen, hamburgers en mobiele telefoons het product van vraag en aanbod. Ik doel hier op de werking van de literaire markt. Wij lezers kunnen derhalve genie voor genie waarnemen hoe ze worden geproduceerd, soms verkoopbaar blijken en veel vaker (net als barbiepoppen, hamburgers en mobiele telefoons) snel weer aan vervanging toe zijn. Dit alles biedt een even opbeurende als leerzame aanblik.
Het gaat mij hier even niet om het gegeven dat Connie Palmen de nu reeds vergeten debuutroman Woede van Telegraaf-recensente Ingrid Hoogervorst de hemel in prees (‘fenomenaal’), of dat Elsbeth Etty de in Vlaanderen veronachtzaamde roman van de Belgische Annelies Verbeke in NRC Handelsblad uitriep tot het beste debuut sinds Arnon Grunberg (‘fenomenaal... werkelijk schrijversschap’) of dat Judith Jansen in de Volkskrant het literaire debuut van collega-journalist uit Trouw Arjan Visser bewierookte (‘Het is vooral ook een boek. Literatuur, afkomstig van een echte schrijver.’) Hoewel het gebruik van deze allerplatste der platitudes de inflatoire drang tot het produceren van literaire genieën zichtbaar maakt, laat ik deze illustraties van de literaire kritiek in Nederland aan u ter beoordeling.
Neen, dat is immers klein bier in de literaire marktplaats. Wat mij werkelijk trof als verhelderend was een zin in een recent artikel in NRC Handelsblad over dichteres Hagar Peeters. Het was slechts een enkele zin, schijnbaar onbeduidend. Misschien achteloos neergeschreven door de journalist en even achteloos doorgelaten door de redacteur, zodat de woorden nu voor altijd zijn te lezen op pagina 1 van het Cultureel Supplement van vrijdag 13 februari. De zin ging over de dichteres die de bundels Genoeg gedicht over de liefde vandaag (1999) en Koffers Zeelucht (2003) publiceerde. De zin luidde aldus: ‘Haar ogen, die zo kunnen glinsteren, staan dof, en haar gezicht, dat zo makkelijk lacht, komt niet verder dan een stijve grijns.’
Dit nu is een treffende zin. Treffend als belediging voor het dichterschap van Hagar Peeters, en treffend omdat ik thans weet wat ik moet zeggen als iemand mij vraagt hoe men een literair genie wordt. Ik zal antwoorden: zorg dat je ogen glinsteren en dat je makkelijk lacht, want wat men wil zijn niet je woorden, niet je zinnen, en nog minder je geest. Men wil slechts een dichtende barbiepop.
Het is om die reden dat Hollands Maandblad - als eerste literaire tijdschrift van Nederland - thans een eigen ombudsman heeft. Bij hem kunt u klagen zodra er in deze kolommen ogen gaan glinsteren, of literaire oordelen bestaan uit de woorden ‘fenomenaal’, ‘werkelijk schrijversschap’ dan wel ‘literatuur, afkomstig van een echte schrijver’. - bb