Deze maand
In Plato's dialoog De republiek maakt Socrates een observatie die - hoewel 2400 jaar oud - van enig belang is om onze eigen tijd te begrijpen. Hij betoogt dat er een verband is tussen de tirannie van de geest en de tirannie in het dagelijks leven. Afgezien van het feit dat een ‘tiran’ in de Griekse oudheid een andere connotatie had dan thans, bedoelde Socrates hier niet zozeer alleenheersers (hoewel elders in de dialoog Dionysius van Syracuse uitgebreid ter sprake komt). Neen, hij had een veel gebruikelijker soort monocraten voor ogen - een soort die wij ook goed kennen.
Indien we Plato mogen geloven, had Socrates het over ‘leermeesters, redenaars en poëten’, van wier geest een tirannieke houding zich meester heeft gemaakt, omdat ze geblakerd zijn door hun brandende ambities en beneveld zijn door hun eigen ideeën. Tegenwoordig zou de vertaling van deze passage wellicht moeten reppen van ‘opinieleiders, columnisten en schrijvers’ - kortom van intellectuelen. Zeker is dat Socrates niet veel op had met intellectuelen. Hij meende dat men wijsheid dient lief te hebben, zonder zich eraan over te geven, en hij herkende in de intellectuelen juist de lieden die geen baas waren over hun eigen verlangen wijs te zijn. Integendeel, de kleine tiran van de geest, hield hij zijn gehoor voor, is een slaaf van zijn aspiraties: hij voert het hoogste woord in het politieke debat, publiceert dat het een aard heeft, heeft overal een mening over en is zo druk in de weer dat zijn incompetentie en belangen aan het oog worden onttrokken. Zo iemand, ging Socrates voort, beschouwt zichzelf als onafhankelijk en modern, maar wordt opgejaagd door zijn hunkering naar applaus, en is geketend in de gemeenplaatsen waarmee hij dat applaus moet opwekken.
Het grootste gevaar was, stipuleerde Socrates, dat deze intellectuelen de tirannie van hun geest aan het werk zouden zetten in het dagelijks leven van de stadsstaat. Dan zouden ze hun slaafsheid jegens hun eigen passies omzetten in slaafsheid jegens het systeem, dat ze met hand en tand zouden verdedigen met vleierij en grote woorden. Dit zou uitmonden in vormen zonder inhoud, in grote woorden zonder vraagtekens, en in opinies zonder twijfels. Aldus maakten intellectuelen zichzelf belachelijk: zij blijken zelden in staat weerstand te bieden aan de tirannie van hun eigen geest.
Hoewel ik de gedachten van Socrates misschien wat vrijpostig samenvat, heeft u de boodschap allang begrepen. Indien Nederland aan een kwaal lijdt, is het de verslaafdheid aan vormen zonder inhoud, aan woorden zonder vraagtekens en aan opinies zonder twijfels. Zo is de ‘crisis van verzorgingsstaat’ die wij schijnen mee te maken waarschijnlijk vooral toe te schrijven aan het feit dat er een elite is ontstaan wier lot verbonden is met de instituties van die verzorgingstaat, en niet met de inhoud ervan. En zo is de ‘malaise van het culturele leven’ waarvan de kranten melding maken waarschijnlijk geworteld in het feit dat er een elite is ontstaan wier lot verbonden is met de instituties van die cultuur, en niet met de inhoud ervan. En zo is het ‘onbehagen over migratie en nationale identiteit’ waarvan de opiniepagina's bol staan waarschijnlijk vooral gerelateerd aan het feit dat er een elite is ontstaan wier lot verbonden is met de instituties van die identiteit, en niet met de inhoud ervan.
In Nederland zijn als in geen ander land in West-Europa belangen en ideeën versmolten. Geen wonder: dit is het land van dominees en columnisten, van ambtenaren en beleidsadviseurs, van managers en uitvoeringsinstanties, van cultuurprijzen en tv-deskundigen. Dit is een land van instituties en platitudes, niet van toewijding en bescheidenheid. Het is geen land waarin Socrates zich thuis zou hebben gevoeld. - bb