Hollands Maandblad. Jaargang 2003 (662-673)
(2003)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Wie was ‘Rea’?
| |
[pagina 8]
| |
afgedrukt (dus ook de oorspronkelijke a-versie). In de inleiding schreef Harry Paape, destijds directeur van het riod, dat Frank het zich in de processen over de echtheid van Annes dagboek, onnodig moeilijk had gemaakt door het bestaan van een oorspronkelijke en een tweede, gerijpte en geredigeerde versie van het dagboek te verzwijgen. Toen pas begreep ik, dat ik de eerste en de enige was aan wie Otto Frank het bestaan van de oorspronkelijke twee versies had onthuld. In deze complete editie van het Dagboek kwam ik geheel onverwacht het woordje ‘Rea’ tegen. Het is te vinden in de a-versie onder 24 maart 1944 (p. 584; in de tweede druk p. 612). Nadat Anne een uitvoerige beschrijving heeft gegeven van haar lichamelijk zelfonderzoek, eindigt ze met de woorden: ‘Zo ontzettend klein is dat gaatje wat eronder zit dat ik me haast niet in kan denken, hoe daar een man in moet, laat staan een heel kind uit. Dat gaatje kan je niet [sic] met je wijsvinger in, maar niet eens makkelijk. Dat is alles en dat speelt toch zo'n grote rol!’ Er volgt dan een onderschrift: ‘Dit is nog maar een paar weken geleden, nu telt dat niet meer, maar daar mijn versregelen zo zelden zijn, schrijf ik het maar op:
Weer heeft de dag mij niets gebracht
Hij was gelijk een donkre nacht!’
Gevolgd door de ondertekening ‘Anne (Rea)’.
De betekenis van dit onderschrift is niet duidelijk, maar voor de betekenis van ‘Rea’ heb ik geen andere aanwijzingen gevonden dan die uit het verhaal van mijn vader. David Barnauw, een van de redacteuren van de volledige uitgave, schreef mij d.d. 10 februari 1998 op mijn vraag of er ooit een verklaring voor ‘Rea’ was geopperd: ‘Wij weten het niet, maar dat had ik je bij onze ontmoeting al verteld. Er is in al die jaren ook nooit iemand geweest die ons heeft gebeld met een oplossing.’ Zelfs als we de betekenis van ‘Rea’ kennen, weten we overigens nog niet wat de reden was om een dokter naar het Achterhuis te laten komen, maar de ‘versregelen’ van Anne laten ons vermoeden dat er vitale dingen aan de hand waren. Dingen die waarschijnlijk destijds onbespreekbaar waren en ons nu diep zouden ontroeren. Ja, die ons diep ontroeren. Het is denkbaar dat Anne over tijd was en al helemaal heeft gefantaseerd over het ‘kind dat eruit moet’. Dan is het als een droom waarin ze kortstondig ontsnapte uit de muizenval waarin ze zat opgesloten. Toen ze na het bezoek van de dokter toch ongesteld werd, was haar ‘dag gelijk een donkre nacht’. Hoewel de situatie in het Achterhuis met acht dicht opeengepakte onderduikers van diverse seksen en leeftijden (en het delen van een kamer met een volwassen man) tot ‘onbespreekbare’ toestanden kan hebben geleid, denk ik niet dat Anne zwanger was, hoewel alle geheimzinnigheid van mijn vader tot die gedachte aanleiding zou kunnen geven. Meer voor de hand ligt dat haar menstruatie door wat voor oorzaak dan ook stagneerde, waardoor Anne, geobsedeerd als ze was door haar seksuele rijping, kon fantaseren over ‘een kind dat eruit moet’. De dokter hoefde slechts de menstruatie op gang te helpen, maar de preutse gemeenschap wilde over die episode nooit meer iets horen. Er is nog een aanwijzing, dat er een ingrijpende verandering in Anne's lichaam heeft plaatsgehad. In haar eerste, spontane manuscript (de a-versie) vertelt ze eind oktober 1942 dat ze op het punt staat ongesteld te worden. Dat is voor haar een gewichtig moment, waar ze lang naar heeft uitgezien. Ze vindt het jammer dat er nu geen ‘damesverband’ meer te krijgen is en voegt daaraan toe: ‘die stokjes van mamma kunnen alleen vrouwen dragen die al eens een kind hebben gehad.’ Onder deze dagboekbrief staat echter, gedateerd 22 januari 1944 de notitie: ‘Ik zou zoiets nu niet meer kunnen schrijven.’ De datering kan moeilijk kloppen, want enkele maanden later volgt het zelfonderzoek waarbij ze de kleinheid van ‘dat gaatje’ beschrijft. Maar, zeggen kenners van de handschriften, de datering in het dagboek zijn geen betrouwbare leidraad.
Mijn uitleg van ‘Rea’ wordt betwist door kenners van het Mooie-zinnenboek. Dit is een schrift waarin Anne dingen uit haar lectuur overschreef, vaak bladzijden lang; dus duidelijk niet speciaal mooie citaten of gevleugelde woorden. Het is niet uitgegeven. Van dit schrift heb ik in de leeszaal van het niod een fotokopie zonder titel geraadpleegd. Toen ik drie dagen later opbelde, of ze het nog even voor me wilden klaarleggen, was het alweer terug naar de eigenaar. Een fotokopie van de pagina waarom het me ging, mocht niet | |
[pagina 9]
| |
worden gemaakt ‘in verband met de copyrights’.Ga naar eind2 In dit Mooie-zinnenboek staan drie korte emotionele ontboezemingen die zijn ondertekend met ‘Rea’. Twee hiervan dateren van na 24 maart 1944; één is echter gedateerd ‘october 43’:
Als ik in mijn eigen ogen kijk,
Zal ik de waarheid altijd hervinden!
Door deze datering zou mijn uitleg van ‘Rea’ zijn betekenis verliezen, tenzij we aannemen, dat mijn vader in het Achterhuis is geweest in verband met Anne's eerste menstruatie, die in oktober of begin november 1943 moet zijn gevallen. Anne's dagboek kan hier geen uitsluitsel geven, want het oorspronkelijke dagboek (de a-versie) ontbreekt na 17 november 1942 en over het hele jaar 1943. De b-versie, de door Anne zelf geredigeerde tekst van het oorspronkelijke dagboek, is juist over oktober 1943 heel beperkt. Op 6 januari 1944 begint de a-versie echter weer met een notitie waarin Anne over haar ongesteldheid schrijft: ‘Dat is nog maar drie keer gebeurd.’ Zo komen we op oktober of november 1943 voor de eerste menstruatie, de periode waarover we weinig informatie hebben. De eerste menstruatie, waarop Anne al sinds 20 oktober 1942 zat te wachten (‘dat ik waarschijnlijk gauw ongesteld word’), kan soms moeilijkheden veroorzaken. Als de dokter echter pas eind maart 1944 voor het eerst in het Achterhuis is geweest, is het goed mogelijk dat Anne, zich bewust van het feit dat haar ‘dichtregelen zo zelden zijn’, de ondertekening ‘Rea’ met terugwerkende kracht onder de ontboezeming van oktober 1943 heeft gezet. Wat moeten we ons voorstellen bij ‘In mijn eigen ogen kijken’ en ‘de waarheid altijd hervinden’? Misschien moeten we hier trachten voor te stellen wat het heeft betekend een onrustig pubermeisje als Anne in één kamer te laten slapen met een gezonde man in de seksueel-actieve leeftijd als ‘Albert Dussel’ (ofwel Fritz Pfeffer), die regelmatig liefdesbrieven aan zijn Charlotte schreef. Dat is toch een niet-gewone situatie. De tweede Rea-tekst in het Mooie-zinnenboek gaat over de betekenis van liefde; hij is overgenomen uit het dagboek van 2 maart 1944, maar is daar niet met ‘Rea’ ondertekend. (De derde Reanotitie gaat over het verwerken van ellende.)
In het oeuvre van Anne Frank zijn diep emotionele uitingen schaars. Zij vangt een emotionele situatie op in een grappige sketch of in een cliché, maar zonder sentimentaliteit. Kijk naar het relaas op 16 april 1944 over de eerste kus van Peter die half op haar wang terechtkwam, dat zó aan een meisjesboek ontleend kon zijn. Lange ontboezemingen sluit ze af met een relativerende zin als: ‘Wie zou hier weten hoeveel er in een bakvisziel omgaat?’ In deze terughoudendheid toont ze zich een kind van haar tijd en van haar milieu. Denise de Costa heeft in haar dissertatie Anne Frank en Etty Hillesum (Balans 1996) geen verklaring voor ‘Rea’ en gaat niet in op de verontrustende inhoud van de ‘dichtregelen’, die met ‘Rea’ zijn ondertekend. Zij noemt de mogelijkheid, dat ‘Rea’ zou slaan op Rhea [Cybele], de moeder van Zeus. Anne was dol op mythologische verhalen, maar niets wijst op een verband tussen de teksten en de mythologische Rhea. En zou Anne zich het plezier van die ‘h’ in de naam hebben laten ontnemen? Zonder ‘h’ is het geen Griekse godin. Deze uitingen van diepere reflectie, door Anne zelf zeldzaam genoemd, werden door het merkteken ‘Rea’ uit de grote stroom afgezonderd. ‘Rea’, dat haar herinnerde aan iets heel belangrijks, iets dat niemand mag weten, maar waarvoor je wel een symbool nodig hebt. Om deze redenen voel ik me gerechtigd, aan mijn verklaring van ‘Rea’ vast te houden.Ga naar eind3 |
|