Hollands Maandblad. Jaargang 2003 (662-673)
(2003)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
LIHuilen legt niets uit en lost niets op. Je drinkt, je roept dingen waar je spijt van krijgt, je krijgt spijt, je huilt. Je bent een vormeloze wolk van vlees, dat is alles wat je bent. En voorbij drijven kun je ook al niet! | |
VIIHet achterlicht van mijn Gazelle werkt op een batterijtje. Het schijnt dus ook als ik stilsta - een hele belevenis voor passanten die weinig avontuur gewend zijn. Als je het batterijtje vervangt, straalt het achterlicht eerst een paar nachten onmogelijk fel, als een noodsignaal, een vuurpijl, een uitslaande miniatuurbrand. Daarna werkt het een tijdlang adequaat, krachtig, maar niet overdreven. Dan wordt het langzaamaan zwak, steeds zwakker, tot je niet goed meer weet of je er nu nog een vonkje licht in kunt zien of dat alleen maar wilt zien. Het achterlicht van mijn Gazelle doet mij aan iets denken, maar waaraan, daar krijg ik de vinger dan weer niet achter. | |
LXVechten tegen je tranen, vechten tegen de slaap, vechten tegen de dood... Waarom zou je vechten tegen dingen waarvan je helemaal niet wilt winnen? | |
LXIXEr zijn veel mooie manieren van zwijgen. Vooral betekenisvol zwijgen, midden in een zin die je niet hoeft af te maken omdat je kunt vertrouwen op het begrip van je gesprekspartner, zoals een trapezewerkster haar schommel loslaat voor de driedubbele salto in een rotsvast vertrouwen dat haar partner haar op het juiste moment zal opvangen - dat is nu eens een prachtig soort zwijgen. Maar onze trapezewerksters zwaaien nu al de hele avond heen en weer, het publiek is al lang gestopt met fluiten en boos weggelopen, en als ze dan eens loslaten vallen ze te pletter of worden uit de lucht gegrist voordat ze ook maar een halve Rietberger hebben kunnen maken. Dat onophoudelijke gekwek van jou! Dat onnozele zwijgen van mij! | |
LXXISommige mensen kunnen alles terloops. Hun moeders merken soms niet eens dat ze zwanger zijn: ze floepen er op een dag gewoon uit. Ze doorlopen een school, worden wereldster of Nobelprijswinnaar of hardloper en lopen dan terloops kasten vol medailles bij elkaar. Soms gaan ze niet eens dood, omdat ze zo terloops zijn gestorven dat ze er helemaal geen erg in hadden. Gezegende terloopse mensen! | |
[pagina 13]
| |
look at one thing as if it was something else. 2002
| |
LXXIXReuzenpanda's doen er alles aan om uit te sterven. Ze zijn nog maar enkele tienduizenden jaren geleden gestopt met een actief leven en begonnen met het vreten van uitsluitend bamboe. Van de veertig kilo bamboe die ze per dag soldaat maken, draaien ze honderdvijftig drollen die verder nergens goed voor zijn. Door hun eenzijdige dieet raken ze ondervoed en krijgen ze last van hun darmen, zodat ze moeten worden bijgevoederd met biscuitjes. Met de voortplanting is het al even droevig gesteld. Reuzenpanda's hebben een piepkleine penis versus een diepliggende vagina. Ze zijn maar zeer kort vruchtbaar. Bovendien zijn het tamelijk solitaire wezens die het grootste deel van de tijd een milde desinteresse voor elkaar aan de dag leggen. Als er één diersoort is die werkelijk alles in het werk stelt om zo snel mogelijk van deze planeet te mogen verdwijnen, dan is het wel de reuzenpanda. Ik weet een kloostertuin waarin een Japanse bloesem staat. In maart begint die voorzichtig te bloeien. Maar zelfs in april kan het opeens nog winters worden. Ik heb | |
[pagina 14]
| |
een keer gezien hoe het als een razende begon te sneeuwen, terwijl de bloesem felroze omhoog stond te bloeien, dwars tegen het neerkolkende wit in. Toen ik vanmorgen de stad in liep, zag ik ergens tussen de dierentuin en de kloosterhof een sjofele man met een viezige baard op een bankje zitten. Hij dronk dorstig uit een bruine fles en schreeuwde tegen voorbijgangers. Zijn adem droeg verder dan zijn stem. Wat hij schreeuwde, dacht ik niet dat psalmen waren. Sommige mensen hebben geen vertrouwen in de evolutie. Ze stellen alles in het werk om op eigen houtje uit te sterven. En toch moest ik bij die man niet aan reuzenpanda's denken, maar aan de Japanse bloesem in de sneeuw. | |
LXXXEr zijn niet te missen overeenkomsten tussen de schichtige motoriek en de levensinstelling van uitgevers en cokedealers. Maar, haast ik mij te verklaren, er zijn natuurlijk ook fatsoenlijke en goede cokedealers. | |
LXXXIAl mijn liefdesbrieven ontsporen halverwege in grafredes en zingen kan ik ook al niet. | |
LXXXVIIOm verder niemand te verontrusten, heb ik met twee-secondenlijm een permanente glimlach op mijn gelaatstrekken geboetseerd. Een nadeel is dat ik nu ook tamelijk positief lijk te reageren op slecht nieuws en dramatische mededelingen. Hierdoor raak ik steeds meer vrienden kwijt. Daar staat tegenover dat ik ook weer nieuwe vrienden opdoe door mijn schijnbaar onverwoestbaar goede humeur. Je verlegt één enkele steen in een beekje, en alles stroomt meteen anders! | |
XCIIIEen kinderloze dichteres sprak me vanavond op gedragen toon over het baren van een gedicht. Vreemd; ik heb nog nooit een jonge, niet publicerende moeder gehoord over het dichten van een zuigeling. | |
XCIXVoordat Egel voor de zoveelste keer voorgoed vertrok, vertrouwde ze me toe dat ze een zwak voor me had. Maar of het nu een foute berekening in een kruisgewelf betrof, de rot in een betonnen fundament, metaalmoeheid in een vitaal onderdeel van een vooroorlogse Gazelle of een lijnvliegtuig, een verkeerd geijkte personenweegschaal, een net niet goed sluitende gasring die je alleen diep in de nacht kunt horen fluisteren, een deur die bij nachtvorst niet goed meer dicht wil of een kleine barst in de muur die in de zomer zal openbreken tot een scheur waar je drie vingers naast elkaar in kan steken en waar desondanks de huisbaas niets aan wil doen, dat zei ze er dan weer niet bij. | |
CIISommige mensen richten een sterke radiozender op de maan en zeggen dan iets in de microfoon. ‘Hallo’, of ‘wie is daar’ - iets zingen kan natuurlijk ook. Na een paar seconden hoor je je eigen stem dan krakerig terugkomen; het signaal is op de maan geweest, weerkaatst en teruggekomen. Maar het kan niet anders - elk teken van leven is een steen in een vijver - of een gedeelte van dat signaal is langs de maan geschoten, de ruimte in. Zou ooit iemand je ‘hallo, wie is daar’ of ‘ground control to major Tom’ opvangen? En is omhoog kijken niet een vorm van starbouncen? Hoeveel sterren kijken terug, en weten dat je kijkt? Is het niet gewoon je eigen ‘hallo’ en ‘wie is daar’ dat je ziet? En waarom ben je dan zo bang voor de leegte boven je hoofd? Wie zit er hier nu eigenlijk gevangen in een blikje? | |
[pagina 15]
| |
can you remember the time when seeing was like seed. 2002
| |
CVII‘Ben je boos op me?’ vroeg Egel. Ik zei niets. Natuurlijk was ik boos, dat ben ik nog altijd en ik zal het altijd blijven, maar als ik bedacht waarom - omdat ze niet meer van me hield en dat valt niemand te verwijten, want dat doe je of je doet het niet, je hebt het niet te kiezen - en omdat ik wist dat ik haar verdrietig zou maken door te zeggen dat ik boos was, zei ik niets en implodeerde zo onopvallend mogelijk. Vroeger had je knalgele, langwerpige rotjes, die je kon aansteken door ze langs een luciferdoosje te strijken - daarom heetten ze ook strijkers - en als je die na het aanstrijken van de brug liet vallen, gingen ze met een vochtige plop af onder water. Zo voelt het ongeveer. | |
CXIVKort liedje voor zanger met gebroken stem (en dreinerig koor tussen haken): in de stad leefde een man (je hebt maar één verhaal, je hebt altijd maar één verhaal!) en die man werd vaak bespot (geheel terecht, geheel terecht!) en toen die man een egel vond... (o, hou op! hou nu toch op! hou nu toch eindelijk eens op! ad lib./inf.). |
|