Bij nadere overdenking verwerpt Sontag deze opvatting - die deels in On Photography stond te lezen, maar deels ook voortkomt uit de postmoderne misinterpretatie van haar werk. Zij betoogt nu, oog in oog met de gruwelijke foto's bij het essay van Woolf, dat de ‘spektakel’-opvatting van de werkelijkheid het perspectief en de geesteshouding verraadt van een kleine, rijke en geprivilegieerde minderheid in zowat de enige uithoek ter wereld waar gruwelen uitzonderlijk zijn. In werkelijkheid kan het oprecht aanschouwen van andermans lijden, zo schrijft ze, wel degelijk een toeschouwer tot getuige maken, en voert vandaar het hart en niet de postmoderne retoriek tot waarachtig begrip.
Mooi geschreven, maar helaas schemert hier een misverstand. Het treffende van Woolfs ‘Three Guineas’ was nu juist dat zij de foto's die ze beschreef in het geheel niet opnam bij haar tekst, maar in plaats daarvan de afbeeldingen plaatste van een generaal, een aartsbisschop en een rechter. Dit maakte haar betoog over (en tegen) oorlog des te indringender. Pas in latere edities van het werk (die Sontag blijkbaar las) werden de afschuwelijke beelden zelf afgedrukt. En zo vormen ze alsnog een illustratie van de huidige relatie met de werkelijkheid, en van het ongelijk van Sontags nieuwste inzichten. De moderne mens raakt het geloof in - en het begrip van - het woord kwijt en wordt steeds afhankelijker van het beeld.
Dit is verontrustend genoeg - wie erop let, merkt dat het vermogen in woorden te denken en die gedachten te verwoorden in onze samenleving wel degelijk afneemt - maar het is mogelijk ook een verklaring voor het zonderlinge feit dat velen zich overvallen voelen door de oorlog van de VS en Groot-Brittannië tegen Irak. Er was immers tot voor kort geen beeld van beschikbaar, geen lancering te zien, er werd (althans in Nederland) geen praatshow aan gewijd. Nu wij ons hebben laten verrassen, zijn we niet te beroerd een mening te hebben (‘voor’ of ‘tegen’, ikzelf ben zelfs allebei, geloof ik). Zolang die mening maar niet gaat over het feit hoezeer we vergaten de woorden te lezen van de kroniek van een aangekondigde oorlog die de afgelopen jaren voor onze ogen werden uitgespeld.
Wie denkt dat de wereld plotsklaps een oorlog is ingedreven door een imperialistische, godsdienstwaanzinnige president Bush en een oorlogszuchtige premier Blair, terwijl de vredelievende Franse diplomaten geen tijd wordt gegund hun zegenrijke werk te doen, heeft even niet opgelet. Ten minste vijf jaar geleden al besloot de VS (en ook Tony Blair) zich hoe dan ook van Saddam te ontdoen. En al minstens even lang gokt Frankrijk juist op voortzetting van de status quo, waarin lucratieve oliecontracten lonken.
Geen wonder dat de situatie van nu, met een Anglo-Amerikaanse coalitie die zonder VN-mandaat ten strijde trekt tegen Irak terwijl Frankrijk, Rusland en China in de Veiligheidsraad zich scherp tegen gewapend ingrijpen keren, zich in 1998 al precies zo voordeed. Toen voerden Clinton en Blair - zonder VN-mandaat - met ‘Operatie Desert Fox’ zware bombardementen uit op Irak uit nadat Saddam de wapeninspecteurs de deur had gewezen. Net als nu werden er bittere woorden gewisseld tussen Londen, Washington en Parijs. En net als nu stond de Europese Unie handenwringend en machteloos langs de zijlijn te kijken naar de kruisraketten en zware bommenwerpers.
Destijds al schreef de Financial Times dat Irak zich ontwikkelde tot een transatlantisch breukvlak met grote consequenties voor Europa, en de New Statesman signaleerde dat de grootste ‘collateral dammage’ van de bombardementen de barsten in het Europese continent betrof. Geen wonder dat de Unie zich voornam snel een gezamenlijk standpunt over de aanpak van Saddam te formuleren. Dat was bijna vijf jaar geleden. Onlangs hield Chris Patten, Europees Commissaris voor buitenlandse betrekkingen, een rede over het huidige Europese standpunt inzake Irak. Zijn slot-