Misschien was het dus geen toeval dat zijn oplossing voor de haven niet lang stand hield. Binnen korte tijd trad de chaos weer in.
In die zelfde tijd had ik een andere, nog onbegrijpelijker ervaring. Op een avond werd ik gebeld door mister Ebong, ‘Secretary Ministry of Transport’: of Nederland dadelijk een groep vliegtuigtechnici kon sturen om alle vliegtuigen in Nigeria te keuren voor de verlenging van hun luchtvaardigheidsbewijs. Dat waren er nogal wat, niet alleen van Nigeria Airways, maar tientallen machines van chartermaatschappijen en van de olie-industrie. Als die keuring niet dadelijk gebeurde, zouden ze alle aan de grond moeten blijven. Later begreep ik dat die keuringen vroeger waren gedaan door een Engels bureau, dat niet meer meedeed omdat ze lange tijd geen geld hadden gezien. Nu had Nederland er wel belang bij de Nigerianen te helpen want de klm verdiende goed aan haar lijn op Lagos. Ik ging dus telexen en bellen en het wonder geschiedde: binnen twee dagen verscheen een team van mensen van de Rijksluchtvaartdienst en de klm. De keuringen werden uitgevoerd.
Tot zover alles nog betrekkelijk normaal, maar wat gebeurde nog geen jaar later? Weer werd ik gebeld, nu midden in de nacht, door de opvolger van Ebong. Ja, ze zaten weer in de problemen. Als niet dadelijk de keuringen, enzovoort, enzovoort. De luchtvloot bleef zich op wonderbaarlijke wijze vermenigvuldigen, en bij mijn weten heeft Nederland nooit een cent voor de keuringen gezien.
Sommige mensen denken dat de ‘vooruitgang’ wel zal komen door geld te sturen naar de ‘ontwikkelingslanden’, en daar opleidingen te verzorgen. Dit is maar zeer ten dele waar. Neem Ghana, een land dat geldt als stabiel en veelbelovend, hoewel een vijfde van de 8,3 miljoen inwoners al dan niet illegaal een goed heenkomen in Westerse landen heeft gezocht (ca. 26.000 daarvan in Nederland). Ghana behoort tot de uitverkoren ‘19+3’ landen waarmee wij sinds het aantreden van Herfkens een intensieve ontwikkelingssamenwerking hebben, en ontvangt dit jaar 44 miljoen euro aan sectorale hulp (gezondheidszorg en milieu), afgezien van de incidentele 50 miljoen of zo aan betalingsbalanssteun.
In Ghana komt uiteindelijk echter op de een of andere wijze altijd veel van het geld dat in omloop is terecht bij de rijke ‘Mammies’ die de textielhandel en het transport monopoliseren. En zij gebruiken dat geld deels om hun kinderen naar Engeland te sturen waar die meestal Medicijnen of Rechten studeren. Geen Afrikaans land telt zoveel afgestudeerden als Ghana, maar de problemen zijn er, inclusief de eeuwige corruptie, niet veel anders dan elders in de regio. De staatsschuld omvat momenteel ca. 30 procent van het Bruto Nationaal Product.
Onderontwikkeling is niet een geïsoleerde kwaal die men kan diagnostiseren en dan kan verhelpen, wil ik zeggen. Het hoofdprobleem van onderontwikkeling zit ingebakken in de sociaal-culturele-politieke structuur van deze landen. In Afrika bestaan nauwelijks ‘natie-staten’; doorgaans gaat het om postkoloniale samenraapsels van verschillende, vaak tientallen, stammen. In Ghana worden acht talen gesproken (naast het Engels). In Nigeria is een Yoruba in de eerste plaats een Yoruba en pas in de laatste plaats een Nigeriaan, tenzij het om de zege van het nationale voetbal gaat. Elke Yoruba, en elk lid van een andere stam, zal uitsluitend zijn broeders helpen. Dat zal hij trouwens wel moeten, want hij staat onder zware druk van zijn dorp, zijn familie, zijn clan en zijn stam.
Zo vullen zich de ministeries na elke verkiezing en elke staatsgreep met golven van protégés van ministers of hoge functionarissen. Deze puur negatieve selectie van de top naar beneden geldt ook voor bedrijven, en evenzeer voor alles wat met ontwikkelingsgeld wordt georganiseerd. Het probleem is zo dat overal niet alleen de verkeerde mensen op de verkeerde plaatsen zitten, maar dat er ook veel te veel zitten. In elk bureau kun je ze bij honderden zien hangen, slapend met het hoofd op een dossier, kletsend, vliegenklappend.
Maar erger dan het personele nepotisme is dat ook investeringen volgens dezelfde tribale patronen worden beslist: een fabriek, een nieuwe weg zo maar ergens omdat de minister daar toevallig vandaan komt en z'n achterban heeft. Geen wonder dat dit soort investeringen vaak op niks uitdraait. Nog herinner ik mij hoe in Kameroen, nadat de minister van Transport was ontslagen, zijn huis het centrum werd van een stambijeenkomst, een soort rouwwake, overstemd door de klaagzangen van tientallen schelle vrouwenkelen -