Hollands Maandblad. Jaargang 2002 (650-661)
(2002)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
‘A nigga man ain't shit’
| |
[pagina 12]
| |
zelf te haten en jou nog meer. Wees voorzichtig. Hij zal je pijn doen.’ Overigens is de ontsnappingsdwang van de zwarte man in Amerika natuurlijk al talloze malen in de blues verwoord, zoals in een ‘traditional’ uit 1932: ‘When a woman gets the blues / She hangs her head and cries / But when a man catches the blues / He catches that freight train and rides.’ Een nog schrijnender beeld van de Afro-Amerikaanse gezinssociologie gaf Alice Walker in 1982 in haar boek The Color Purple. Hierin sneed zij tot dan toe onbespreekbare zaken aan zoals incest, verkrachting en huiselijk geweld binnen de zwarte gemeenschap. Haar boek werd in 1985 door Steven Spielberg verfilmd met onder meer een rol voor de wereldbefaamde tv-presentatrice Oprah Winfrey, die er toen voor uitkwam dat zij zelf in haar jeugd zo'n beetje door de hele buurt seksueel misbruikt was. De film was in zekere zin een doorbraak. Altijd was er in de zwarte gemeenschap geklaagd over de negatieve typecasting van de zwarte man in Hollywood-films, nu was het nota bene een zwarte vrouw die een zwart manbeeld had neergezet dat nog vele malen erger was dan in de racistische film Birth of a Nation uit 1915 van D.W. Griffith. Morrisons boek viel al niet erg in de smaak bij mannelijk zwart Amerika, maar Walker werd regelrecht beticht van raciaal verraad. Onder zwarte opinion-leaders werd haar werk afgedaan als een lesbo-feministisch manifest vol rabiate mannenhaat, en de gemoederen liepen zo hoog op dat zij tijdelijk in Mexico moest onderduiken.Ga naar eind2 Enkele jaren later bereikte de tweespalt in zwart Amerika tussen man en vrouw een historisch dieptepunt met de affaire rond Clarence Thomas en Anita Hill. Toen Thomas in 1991 door president Bush Sr. werd voorgedragen als opperrechter voor het hooggerechtshof, wendde Hill zich tot de benoemingscommissie van de senaat met de aantijging dat Thomas zich aan seksuele intimidatie schuldig had gemaakt in de tijd dat zij als assistent voor hem had gewerkt. Beiden werden onderworpen aan een openbaar kruisverhoor door veertien zeer middelbare mannelijke senaatsleden dat rechtstreeks nationwide in prime time werd uitgezonden. Het werd een gênant kooigevecht waarbij niet alleen raciale stereotiepen maar ook allerlei ranzigheden openlijk over tafel rolden. Tot in detail werd gesproken over de verslaving van Thomas aan pornovideo's, over zijn onhebbelijke gewoonte om de inhoud daarvan in detail te bespreken met vrouwelijke medewerkers, en over zijn onsmakelijke grappen over schaamhaar dat te vinden zou zijn op colablikjes. Uiteindelijk won de getergde Thomas het pleit met zijn jammerklacht dat hij het slachtoffer was van ‘high tech lynching’ (hij is nog steeds opperrechter). Zwart feministisch Amerika stond echter als één blok achter Hill, ook al omdat Thomas werd gezien als een rechts-conservatieve ‘huisneger’ in dienst van republikeins Amerika.Ga naar eind3 Dat hier geen simpele feministische reflex aan ten grondslag lag, bleek ten tijde van de rechtszaak in 1995 tegen de van moord op zijn vriendin beschuldigde sportheld en acteur O.J. Simpson. Deze kon bij uitstek als bewijs dienen dat in elke zwarte man, hoe gevierd hij ook is, een vreselijk monster schuilgaat. Niettemin schaarden de zwarte vrouwen zich in overgroten getale achter O.J. en lieten in dit geval de raciale saamhorigheid prevaleren boven de vrouwensolidariteit. De verklaring zou liggen in het feit dat O.J.'s slachtoffer Nicole Smith blank was, en Amerikaanse deskundigen verklaarden zonder met hun ogen te knipperen dat als zwarte vrouwen ergens de pest aan hebben, het is aan blanke vrouwen die er met hun meest succesvolle mannen vandoor gaan.Ga naar eind4 Hoe dit ook zij, feit is dat na de vrijspraak de zwarte feministe Lani Guinier in Time verklaarde dat hoe je ook over O.J. dacht, hij toch maar het Amerikaanse strafrechtsysteem had verslagen. En dat was niet niks, want het systeem was er immers vooral op gericht om zwarte mannen zoveel mogelijk en zo lang mogelijk achter de tralies op te bergen.
Het lot van de Afro-Amerikaanse vrouw heeft ertoe geleid dat zwart feminisme in Amerika een lange geschiedenis kent. Al in het midden van de negentiende eeuw liet ex-slavin en strijdster tegen de slavernij Sojourner Truth de profetische waarschuwing horen: ‘There is a great stir about coloured men getting their rights, but not a word about the coloured women; and if coloured men get their rights, and not coloured women theirs, you see the coloured men will be masters over the women, and it will be just as bad as it was before.’Ga naar eind5 Nadien is die ‘tweede’ bevrijding met wisselend succes bevochten, meestal door vrij kleine groepjes vrouwen. Het was pas aan het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw dat het | |
[pagina 13]
| |
zwarte feminisme tot volle rijpheid kwam, met als belangrijke mijlpaal het hierboven genoemde Black Macho and the Myth of the Superwoman van Michelle Wallace. Haar werk was vooral een afrekening met de Black Power beweging waarin zij zelf als prille tiener actief was geweest. Wallace betoogde scherp en helder dat de zwarte emancipatiestrijd van de jaren zestig ten gronde was gegaan aan seksisme en de obsessieve begeerte van de ‘brothers’ naar blank vrouwenvlees. Zwarte vrouwen met ambities werden steevast gebrandmerkt als ‘lesbische teven’. En Wallace wees nog eens met pijnlijke precisie op de woorden van de zwarte leider Stokely Carmichael: ‘In de zwarte emancipatiebeweging heeft de vrouw een onderliggende positie.’ Zij betoogde dat de zwarte man de burgerrechtenstrijd slechts zag in termen van de emancipatie van zijn eigen mannelijkheid, en derhalve was blijven steken in de narcistische adoratie van de | |
[pagina 14]
| |
eigen penis, met als hoogste ideaal de penetratie van het zo lang verboden blanke fruit.Ga naar eind6 Dit perspectief werd later verder uitgewerkt door bell hooks (bewust zonder ‘fallocratische’ hoofdletters), op dit moment Amerika's meest productieve zwarte feministe. In haar Yearning Race, Gender and Cultural Politics uit 1990 betoogt zij dat de zwarte man in werkelijkheid helemaal niet streed tegen de blanke agressor, maar zich juist met hem had geïdentificeerd en zich met hem had verbroederd in een gemeenschappelijke patriarchale machtshonger.Ga naar eind7 Dit beeld werd bevestigd door de voormalige zwarte panter Elaine Brown. In haar boek A Taste of Power; A Black Woman's Story uit 1990 berichtte ze dat zij tijdens de jaren zestig had geleefd in een pure hel van extreem masculien egotisme, sadistische foltering en cocaïneverslaving. Een Zwarte Panter-vrouw mocht afwassen en koffie zetten, en haar ‘pussy’ fungeerde als een veilige thuishaven voor de strijders, maar daar hield haar betekenis dan ook op, aldus Brown. Overigens bleken op de lange duur de zwarte vrouwelijke activisten taaier en succesvoller dan hun mannelijke collega's. Eldridge Cleaver, Huey P. Newton en vele andere voormannen stierven een vroege en weinig heroïsche dood door drugs en geweld. Stokely Carmichael emigreerde naar Afrika, waarna - afgezien van zijn overlijdensbericht - niets meer van hem werd vernomen, en de gevreesde Bobby Seale is geëindigd als barbecue-specialist voor feesten en partijen. Daarentegen was voor vrouwen als Michelle Wallace, Angela Davis en Kathleen Cleaver een academische loopbaan weggelegd in de nieuwe universitaire discipline van vrouwenstudies. Elaine Brown deed het nog beter. Zij trouwde een rijke Franse industrieel en betrok een riant landhuis nabij Parijs.
De anomalie van een matriarchale zwarte subcultuur in een overwegend patriarchale, masculiene samenleving werd overigens al in 1965 breed uitgemeten in het befaamde onderzoek The Negro Family; The Case for National Action dat in opdracht van president Johnson was opgesteld in het kader van zijn ‘War on Poverty’. De latere democratische senator (en nadien adviseur van president Nixon) Daniel Patrick Moynihan stelde in het naar hem vernoemde rapport dat de zwarte gemeenschap in de VS gevangen zat in een ‘tangle of pathology’. Er leek geen uitweg voor de gemeenschap ‘waarin een groot aantal jonge mannen opgroeit in gebroken gezinnen die gedomineerd worden door vrouwen, waarin veel jonge mannen nooit een stabiele relatie vestigen met een vaderfiguur en nooit rationele toekomstverwachtingen krijgen.’ Moynihans conclusie was weinig opwekkend: ‘Zo'n gemeenschap kan niet anders dan in chaos belanden.’ Zwart Amerika verwees het rapport destijds verontwaardigd naar de schroothoop omdat het zou gaan om een beledigende etnocentrische veroordeling van de ‘zwarte levensstijl’. Niettemin schreef de leider van de Zwarte Panters Huey P. Newton twee jaar later volstrekt gelijkluidende woorden over de zwarte man: ‘Hij voelt dat hij een stuk minder is dan een man. (...) Vaak verdient zijn vrouw de kost. Hij wordt daarom door zijn vrouw en kinderen als volkomen waardeloos gezien. Hij is overbodig zowel binnen- als buitenshuis. Hij kan niet voor zijn gezin zorgen (...) De maatschappij erkent hem niet als man.’ En niet lang geleden erkende de bekende zwarte Harvard-socioloog Orlando Patterson in zijn boek Rituals of Blood; Consequences of Slavery in Two American Centuries (1999) dat Moynihan helemaal gelijk had gekregen. Hij opende zijn werk met de weinig vrolijke mededeling: ‘There is a crisis in nearly all aspects of gender relations among all classes of Afro-Americans, and it is getting worse.’ De rest van het boek is evenmin opbeurend. Onder Afro-Amerikanen wordt het minst getrouwd en het meest gescheiden van alle groepen in de VS. De gemiddelde zwarte Amerikaan brengt het grootste deel van zijn leven alleen door. In de sociaal-wetenschappelijke vondst van zogeheten ‘gezinsvervangende netwerken’, gelooft Patterson niet: ‘Er bestaan geen veilige schuilplaatsen in de werkelijkheid van de straat, en dat is precies waarom de moorddadige bendes het sociale vacuüm kunnen opvullen.’ De conclusie van Patterson is dramatisch, en misschien wel pathetisch: de zwarte Amerikaan is het eenzaamste schepsel dat op aarde rondloopt. Slechts achtentwintig procent van de volwassen zwarte vrouwen leeft in huwelijkse staat. Zeventig procent van de geboorten zijn buitenechtelijk, en bijna vier op de vijf kinderen groeit op in een eenoudergezin. Dit zijn overigens geen ‘Amerikaanse toestanden’: in Nederland gaan de statistieken voor de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap ook al aardig deze richting uit (ondanks de recente verzekering van schrijfster As- | |
[pagina 15]
| |
trid Roemer in De Telegraaf dat de jonge generatie ‘heel hard’ aan de man-vrouw relatie wil werken).Ga naar eind8 In zijn boek wijst Patterson op de ironie van het feit dat juist de zwarte komiek Bill Cosby in de VS de status heeft van nationale huisvader. Hierbij tekent hij sarcastisch aan dat onderzoek duidelijk maakt dat hoe hoger de maatschappelijke positie van een zwarte man is, des te meer hij vreemd gaat. De zwarte voorman Booker T. Washington stierf na overmatig hoerenbezoek aan syfilis; zijn even intellectuele als potente tegenhanger W.E.B. Du Bois gaf nog op hoge leeftijd lingerie-adviezen aan zijn maîtresses; dominee Martin Luther King Jr. had naast zijn activiteiten voor de burgerrechten ook nog andere verplichtingen buitenshuis, en zijn vroegere hulp Jesse Jackson (onlangs 60 geworden) verwekte tussen de bidsessies met president Clinton tijdens de Lewinsky-affaire een kind bij een van zijn jonge assistentes. Al die flinke alleenstaande zwarte moeders in Amerika mogen ondertussen, aldus Patterson, dan wel zeggen dat ze het zelf wel af kunnen, maar van hun mannelijk kroost komt helaas bitter weinig terecht. Tegenover elke zwarte man die aan de universiteit afstudeert, draaien er honderd de gevangenis in. In de leeftijdsgroep van vijftien tot en met vierenveertig jaar zijn moord en doodslag de voornaamste doodsoorzaak onder zwarte mannen. Daarenboven wordt het sterftecijfer nog eens nadelig beïnvloed door suïcide, drugsen alcoholverslaving en een verhoogde kans op hart- en vaatziekten. Zwarte mannen in de grootstedelijke getto's van de VS hebben thans dan ook een lagere levensverwachting dan borelingen in een derde wereldland als Bangladesh. Tegen deze achtergrond groeien jongens op tot onzelfstandige moederskindjes, die met een stoere cool pose - of erger - hun peilloze innerlijke onzekerheid pogen te verhullen.Ga naar eind9 Obscene rapteksten gedrenkt in vrouwenhaat worden door blanke babyboomers soms als kunst gezien, maar waarschijnlijk zijn ze veeleer een middel om los te komen van de moeder. Het volgende refrein is wat dat betreft exemplarisch: ‘I was walking in the jungle / With my dick in my hand / I was the baddest motherfucker / In the jungle land. / I looked up in the tree / And what did I see? / Your little black mamma / Trying to piss on me. / I picked up a rock / And hit her in the cock / And knocked that bitch / A half a block.’ Het is misschien geen wonder dat inmiddels in zwart Amerika de zoektocht van de zoon naar de ontbrekende vader een favoriet thema aan het worden is.Ga naar eind10 Deze queeste is niet alleen vaak tevergeefs maar ook gedoemd. In zijn Fatheralong; On Meditation on Fathers and Sons, Race and Society uit 1994 noteerde de bekende auteur John Edgar Wideman: ‘De weggelopen zwarte vader staat voor alles wat rot is aan de zwarte cultuur. “Hij lijkt precies op zijn vader”, is daarom een opmerking die als een scheermes door de tere jongensziel snijdt.’ Ook de nu ietwat verbleekte popster Michael Jackson die enkele jaren terug werd verdacht van pedofiele verrichtingen, klaagde onlangs in een interview openlijk over de emotionele verwaarlozing die hij van de kant van zijn vader had ondervonden: ‘Ik had graag een vader gewild die mij zijn liefde toonde. Ik wilde wel eens een aai over mijn bol, maar dat deed hij nooit.’ En een van de redenen dat de John Singletons debuutfilm Boyz N the Hood in 1992 zo'n ophef veroorzaakte, was dat er juist sprake was van een positieve vader-zoon relatie temidden van de killing fields in het getto.
Het is helaas weinig verrassend dat Patterson na zijn bijtende analyse toch weer betoogt dat de historische wortels van de dysfunctionaliteit van de zwarte man liggen in de slavernij. De mannelijke slaaf werd volgens hem diep geïmpregneerd met een toestand van totale onmacht. Hij was niet in staat het echtelijk bed te beschermen tegen de seksuele escapades van zijn meester, had nul zeggenschap over zijn kinderen, als hij al wist wie dat waren. Deze verklaring lijkt echter te gemakkelijk. Nieuw onderzoek van toonaangevende historici zoals Herbert Gutman en John Blassingame heeft duidelijk gemaakt dat Amerikaanse slaven er ondanks hun positie toch een redelijk stabiel familieleven op na hielden en dat ook door verkoop verscheurde gezinnen over grote afstand de familieband wisten te bewaren.Ga naar eind11 Patterson doet dit ‘revisionisme’ in de geschiedschrijving van de slavernij af als ‘een academische absurditeit’ en ‘een intellectuele aanfluiting’. Hij meent dat de slavernij voor de zwarte man niet alleen een ontkenning van zijn menselijkheid maar vooral ook de negatie van zijn mannelijkheid betekende (zoals in de blues valt te beluisteren: ‘When I'm young, they call me boy / When I'm old, they call me uncle / But they ne- | |
[pagina 16]
| |
ver call me man’). Na de abolitie werd de zwarte daarentegen ‘gehyperseksualiseerd’ tot een bedreigend oversekst beest dat belust was op maagdelijke, lelieblanke vrouwen. Lynchpartijen moeten volgens Patterson dan ook gezien worden als een vorm van symbolische castratie. Het afsnijden van de mannelijke geslachtsdelen als trofee was niet voor niets standaard onderdeel van het lynchritueel.Ga naar eind12 En zelfs vandaag de dag is in de populaire cultuur van Amerika het zwarte mannelijke lichaam nog altijd het subliminale snijpunt van geweld en seks.Ga naar eind13 Het negatieve stereotype beeld van de zwarte man, wil Patterson maar zeggen, zit diep verankerd in de collectieve Amerikaanse psyche, en geen Colin Powell, Denzel Washington, Will Smith, Tiger Woods of duizend andere voorbeeldige zwarten kunnen daaraan iets veranderen. De gangsta rap waarin op cynische wijze het ‘bad nigger’-imago commercieel wordt geëxploiteerd, maakt de zaak er niet beter op. De tragiek van de zwarte man is dat hoe hoog hij ook stijgt, hij zijn hele leven lang moet blijven opboksen tegen zijn eigen imago.Ga naar eind14 In de ogen van Patterson draagt elke zwarte man zo als een erfzonde de littekens van meer dan driehonderd jaar racistische onderdrukking, en met geen enkele herstelbetaling is dat ooit goed te maken. In deze visie is de zwarte man in feite ten prooi gevallen aan een dubbele castratie, eerst door de blanke onderdrukker en daarbovenop nog eens door de dominante zwarte vrouw. Vrouwenmishandeling en promiscuïteit zouden derhalve moeten worden opgevat als aberraties om de ontmanning te compenseren. Maar begrijpen, is nog niet vergeven. Patterson wijst onomwonden de zwarte man aan als hoofdschuldige van de vergaande staat van ontbinding van de zwarte gemeenschap in Amerika. Hij wil niets weten van nog meer sociaal overheidsingrijpen. Volgens hem hebben al die hulpprogramma's veelal averechts gewerkt. Zo meent hij dat de goedbedoelde bijstandsuitkeringen voor alleenstaande tienermoeders de positie van de zwarte man alleen nog maar verder hebben uitgehold. De zwarte man moet het gewoon helemaal zelf doen, zo betoogt Patterson streng. De oplossing ligt in een radicale verandering van zijn attitude en in een harde zelfopvoeding tot ‘stabiel gedrag’ op het gebied van zijn houding tegenover de andere sekse, van het huwelijk en van het ouderschap. ‘Revolution begins in the self with the self,’ aldus Patterson. Voor de zekerheid geeft hij zwarte vrouwen nog wel de raad om als het even kan toch maar een blanke man aan de haak te slaan.
Het is trouwens opmerkelijk dat gelijksoortige geluiden over een morele herbewapening van de zwarte man tegenwoordig te horen zijn uit de mond van de even populaire als omstreden moslimdominee Louis Farrakhan. Dat Patterson hem niet noemt, komt wellicht door het antisemitisme en de homohaat die de dominee tot zijn handelsmerken heeft gemaakt, en wellicht ook door zijn visie op de lesbische liefde, die volgens de moslimvoorman de pan uitrijst als rechtstreeks gevolg van de hoge werkloosheid onder zwarte mannen: ‘You can't respect a man you're taking care of. This is why our women are turning to women. (...) I'm telling you, if you get exposed to a real man, you would never go to a woman.’ Niettemin is Farrakhan op dit moment in Amerika de meest actieve pleitbezorger van de bekering van de zwarte man tot brave huisvader, kostwinner en gezinshoofd. Wat betreft family values heeft Farrakhan de fundamentalistische christelijke vleugel van de republikeinse partij rechts gepasseerd. Dat bleek op nogal pijnlijke wijze in de herfst van 1995 toen hij ‘een miljoen’ zwarte mannen op de been bracht in Washington in ‘een boetemars’ voor ‘het laakbare gedrag’ van de zwarte man. Farrakhans ijver voor het herstel of de invoering van patriarchaal gezag is overigens niet iets waar de geëmancipeerde zwarte vrouw in de VS nou bepaald warm voor loopt. Zo lijkt de sociologische patstelling compleet, en blijft de verhouding tussen de seksen nergens in de westerse wereld zo bezwangerd met angst, nijd en walging als in de zwarte gemeenschap van Amerika. Voor de zwarte man is er misschien één schrale troost. Het is een oude wijsheid uit de blues die zijn vader al op de been hield, en misschien zijn grootvader ook: ‘Woman is a good thing and a bad thing too.’ |
|