Deel meent desniettemin dat De klopgeest ‘nauwelijks een historische roman wil zijn’. In zijn ogen gaat het meer om een ‘ideeënroman, waarin de tegenstelling tussen geest en materie in allerlei vormen is verwerkt’. Ook Van den Bergh verkeert in de overtuiging dat het hier ‘een ideeënroman’ betreft, en nog wel een ‘waarin de intrige en de karakters ondergeschikt zijn aan de confrontatie van twee werelden, die elkaar ten slotte minder vreemd zijn dan het lijkt’. Pam noteert anderzijds dat ‘als historische roman’ De klopgeest hem ‘niet verveelde’, al is het verhaal in zijn ogen ‘geen ingenieuze machine die ons door zijn complexiteit doet verbazen’. Edoch, Blom oordeelt juist dat Komrij ‘duidelijk heeft genoten van de mogelijkheden die de historische roman biedt - om een caleidoscopisch beeld te schetsen van Amsterdam in het fin de siècle’. Goedegebuure klaagt daarentegen dat Komrij ‘niet verder komt dan het vertonen van wat sfeerverhogende plaatjes uit de historische toverlantaarn’. Luis juicht anderzijds dat Komrij ‘veel mooie en interessante stadsgezichten’ biedt, in een roman die ‘met veel smaak en droge humor’ is geschreven.
Met dat oordeel kan Peters het nauwelijks eens zijn; hij las ‘pijnlijk’ proza en ‘vermoeide zinnen’ waarin ‘de hartenklop ver te zoeken’ is. Van den Bergh meent echter dat de stijl van De Klopgeest wel degelijk ‘onvervreemdbaar Komrij’ is, desniettegenstaande het feit dat Van Deel oordeelt dat in zijn ogen Komrij ‘onmachtig proza’ schrijft. Ook Goedegebuure klaagt dat Komrij's ‘puntigheid hier is afgebot tot een vervelende dreun’, terwijl Pam toch ‘bijzonder geestige passages’ in het boek las en meent dat Komrij ‘de sfeer van het fin de siècle moeiteloos weet te treffen’. Blom is zelfs ronduit enthousiast over de stilistische kwaliteiten van de roman: ‘De sfeer van de stad heeft Komrij schitterend getroffen. Net zo scherp als de foto op het omslag’. Ook in zijn beschrijvingen toont de schrijver zich, zo gaat Blom voort, ‘een meester’ die ‘met smaak’ de pen hanteert. Komrij's stijl, besluit hij, ‘die altijd al iets archaïsch heeft gehad, past perfect bij de beschreven tijd’. Sterker nog: ‘Komrij schrijft klare taal’.
Van Deel ziet dat geheel anders. Hij meent dat er sprake is van ‘een hogelijk saaie stijl’ en van ‘een opgeklopte geschiedenis, met honderden alineaatjes van maar één zin (dat smeert lekker uit)’. Goedegebuure sneert dat alleen ‘wanneer De klopgeest een essay van dertig tot veertig pagina's zou zijn geweest, het vanwege de verhalende inslag vernieuwend had mogen heten’. Maar Blom houdt juist vol dat uit de roman ‘een fascinerend, veelkleurig beeld van de negentiende eeuw oprijst die (sic) een historicus met geen mogelijkheid had kunnen schetsen’.
Luis meent evenwel dat Komrij zich met De klopgeest lijkt ‘te ontwikkelen tot een soort Volksschrijver, onthecht en betrokken tegelijk, met een brede, geamuseerde blik op het verleden’. Haar oordeel is klip en klaar: het gaat hier om ‘Komrij's meest gewaagde roman tot dusver’. Van Deel betoogt even stellig het tegendeel: ‘Komrij is geen romancier. Alleen Verwoest Arcadië vormt de meesterlijke uitzondering op deze regel.’ Ook Peters is niet onder de indruk: ‘Je leest Komrij's nieuwe roman De klopgeest in een vloek en een zucht uit, en slaakt na de laatste zucht een vloek omdat je inspanning niet is beloond.’ Pam daarentegen ziet dat geheel anders: ‘De klopgeest beviel mij aanzienlijk meer dan Komrij's vorige romans’, schrijft hij, want: ‘Dit keer zijn de personages meer dan literaire vignetten. Zij zijn levende personages met ambities, met karakterfouten, met allerlei angsten om te falen, met de wil om lief te hebben en met het vermogen om te verraden.’
Indien dat laatste waar is, zijn de personages inderdaad menselijk, al te menselijk. Op 22 november 2001 schreef Hans Warren, die ooit zeer bevriend was met Komrij, onder de kop ‘Waar is de brille van Komrij gebleven?’ in de Provinciale Zeeuwse Courant een weinig vleiend getoonzette recensie van De klopgeest. Op 13 december publiceerde Komrij, die ooit niet minder dan tien gedichten van Warren opnam in zijn bloemlezing van moderne poëzie, in NRC Handelsblad een zeer negatief stuk over Warrens laatste bundel. Het was dodelijke kritiek. Enkele dagen later overleed Warren. Wat u zegt, echte literatuur geeft ‘een gevoel van herfst, warme chocola en open haard’.