Harry Cohn is niet weg te denken, hoe graag Ed dat ook wil. Ed is een mier, Harry een tycoon. Hij kneedt haar tot zijn ideaalbeeld, zij is klei (ik tikte per ongeluk KLEIN in!) en als was in zijn handen. Hij dwingt haar een dieet te volgen en gymnastiekoefeningen te doen. Dat plompe van haar lijf moet weg. Haar haarlijn wordt opgetrokken met elektrolyse.
‘Ed, wil je een nat washandje op mijn voorhoofd leggen, het gloeit zo.’
‘Jaja, kindje, wie mooi wil zijn moet pijn lijden.’
Het koele washandje verlicht, zijn handen masseren haar linkerborst, zijn vingers dwalen af naar haar navel. Ze kreunt. Van pijn of van genot?
Haar zwarte haar krijgt een blonde spoeling, maar uiteindelijk wordt kastanjebruin haar - nee, Hollywoods - handelsmerk.
Op een ochtend zitten haar dijen onder de blauwe plekken.
‘Ed?’
Er ligt een briefje op het kussen.
‘Goedemorgen, lieve Rita, ben naar Harry.’
Ze staat op en loopt naar de keuken. Als ze de koelkastdeur opentrekt en de kou haar borsten kietelt (kan dit, tekstverwerkingsman?), hoort ze het ruisen van de Stille Oceaan. Dat stelt haar gerust. Even later duwt ze haar lippen in de schuimkraag van het glas Corona dat ze zich heeft ingeschonken. Dan doopt ze haar vingers in het bier en bet voorzichtig haar voorhoofd.
Ze kijkt om zich heen. De keukentafel en het aanrecht staan vol lege en halfvolle bierflessen. Waar is die tekst nou? Ze verplaatst een paar flessen op het aanrecht, duwt het gordijn opzij en ziet de mist boven de branding: de hele wereld is een groot wit doek. En dan begint het.
Ann Sheridan wil de hoofdrol in Strawberry Blonde niet. Rita is een openbaring als kleinsteedse verleidster. Zelfs James Cagney weet ze bijna los te weken van zijn lijdende Olivia de Havilland. Bijna ‘gone with the wind’.
Frankly, my dear, I don't give a damn.
Rita is huiselijk, verlegen en romantisch; Rita is brutaal, verleidelijk en ondermijnend. Ze heeft affaires aan de lopende band. Joseph Cotton roept haar uit tot het achtste wereldwonder als hij haar ziet dansen in Dante's Inferno, dat labyrint waar het verleden als een rij aanplakbiljetten vol wanhoopskreten tegen een klaagmuur hangt. (Niet uit een boek gejat!)
De gorilla van Hollywood vermomt zich als krantenmagnaat Citizen Kane. Overal woedt de oorlog.
‘Orson wilde dat ik voor hem applaudisseerde als hij 's morgens opstond.’
Wat ze denkt maar niet hardop zegt: hij wordt steeds dikker en boosaardiger, de rook van zijn sigaren omhult me als een stinkende mistsluier en maakt me onzichtbaar. Hoestte hij zich maar dood.
Ze moet weer lijnen en haar haar kort laten knippen voor The Lady of Shanghai.
‘Luister, liefje,’ en haar ogen tranen van de rook die hij in haar gezicht blaast, ‘in ons woordenboek is een genie altijd iemand die dood is of iemand die niet beschikbaar is.’
O ja, die oorlog. Iedere soldaat die geen Duits, Italiaans, Spaans, Japans of Russisch spreekt, heeft gezien hoe Gilda het doek vulde door een lange zwartzijden handschoen traag af te stropen als een nylonkous. De liefdesgodin, in negligé in Life, prijkt als boegbeeld op de zilveren romp van het vliegtuig dat de eerste waterstofbom boven Bikini afwerpt. Bikini!
Mijn verhaal is slimmer dan ik ooit zal worden, hoe kan dat? Maar ach, waar blijft hij, mijn dieren worden zo ongedurig. Misschien komt hij vandaag niet, dat is waar ook, moest hij niet draaien op het Place de l'Etoile voor een of andere antiracisme-film? Nee, daar ga