Hoe dit te vertalen dus - áls we het willen vertalen, en dat willen we. Zijn er andere woorden voor oorwurm? In Engels streekdialect heet de oorwurm ook wel twitchbell. Er moet in Nederlandse stads-, dorps- en streekdialecten toch ook wel iets te vinden zijn dat ons kan helpen? Daar moeten toch ook nog een boel verschillende namen in omloop zijn. Hoewel, dat is niet zeker. Want die namen sterven uit. De verderfelijke invloed van Linnaeus.
De oorwurm. In het Russisch: Oechavjortka. Perce oreille in het Frans. Ohrwurm of Öhrling in het Duits, Ohrwurm is een term die ook gebruikt wordt voor liedjes e.d. die je niet uit je hoofd kan krijgen. Latijn: forficula (schaartje) auricularia. Iers: gailseach. Noors: saksedyr. Italiaans: forbecina. Fries: earkrüper.
We moesten naar het - onvolprezen - P.J. Meertensinstituut voor dialectologie en daar vonden we enige standaardwerken van onbetwist de grootste autoriteit op het gebied van de naamgeving van de oorwurm, Marianne A.E. van Scherpenzeel, die er ook een proefschrift over heeft geschreven: De Benamingen voor de Oorwurm In Het Nederlands Taalgebied, een woordgeografisch onderzoek met kaart. Allereerst waren er de namen met een oor erin: oorbeest, oorbijter, oorknijper, oorkreukel (dat wil zeggen -krekel), het worenbeest en het horenbeest, oorloper, oorlepel, oorpak, oorpie, oorrakel (een hele leuke uit Oost-Nederland), oorrapel, oorratel, urrodel, oorruimer, oorsteker, oortiek of oreteek (West-Fries), orekruiper in het Zuid-Afrikaans en West-Fries, oorvork, oorzeerder, oorzeiker, oorzuiger, oorzuiper en oring (in Vlaams-Brabant).
Dan heb je de namen die het achterlijf verbeelden: bargetang (in het Groningse Opeinde gehoord), gaffeltand, gaffeltang, gaffeltiek en gaffelwurm (in Overijssel, Oost-Vlaanderen en Friesland en Drente), in Druten hebben ze het over de graffelman, in Gelderland de graffetand en raffeltand, in Groningen de knijper, de knijptand, in Limburg de pitstang. In België: schaar of schaarwurm, spriet of sprietel. Ook wel gewoon: tang of vorkesteker (in Friesland), in het Vlaams ook nog wel: oorbeest, sprietworm en vorke (in De Bo's Westvlaamse idioticon uit 1873) Guido Gezelle heeft in Kortrijk gehoord: ‘Er zitten orekruipers in uw schof.’
De derde, interessantste categorie zijn de namen die niet in de eerste twee categorieën thuishoren (dat is altijd de interessantste categorie). In de Alblasserwaard heet de oorwurm ook wel appeldief. Elders appelvreter, bloedzuiper of bloedzuiger. In Driel (Gelderland) heet hij dauwpier, in Harelbeke een kousebijter (waarbij de ondervraagde ook nog kon aangeven waarom het beestje zo heette!), In Wijnjeterp een krob, in Midsland op Terschelling en in de Zaanstreek is het een oliekruiper, in Oost-Vlaanderen een tenebijter, teneknijper, een tenetrapper of tenezuiger en in Odoornerveen (Drenthe) hebben ze het over een ekkelbieter.
Humphrey Kippelaar Ikkelbieter?... Dat is alleen voor Odoornerveners leuk. (De Odoornervener editie van Finnegans Wake, als die er ooit komt.)
Sommige mensen die aan de enquête meededen herkenden het plaatje kennelijk niet en noemden hele verkeerde namen, en zagen er een strondmig of een mieghummel in, of een wapse (dat wil zeggen wesp) - er waren er zelfs die er een slak in zagen, een duizendpoot en een pissebed! - maar het siert de wetenschap en met name Marianne A.E. van Scherpenzeel dat ze deze vergissingen niet heeft weggemoffeld, want wie is zij om te zeggen dat het echt vergissingen waren? Misschien heten die oorwurmen daar echt wel mier of zo. Nota bene!
- Inderdaad. Zijn we er nou uit?
- Waaruit?
- Er zit geen benaming met een I tussen.
- Nee.
- Dan is dit onderzoekje voor niks geweest.
- Voorwaarts!