‘Wat?’
‘Maar kijk dan toch.’
‘Waar?’
‘In die grote wagen.’
‘Wat is daarmee?’
‘Dat is Johan Cruijff.’
De voetballer lachte breed en hij zwaaide terwijl de limousine afsloeg.
Andreas bleef over zijn schouder naar rechts kijken. De limousine gleed naar de Damstraat, op de trottoirs gevolgd door hollende nieuwsgierigen.
‘Leuke knul,’ zei zijn moeder.
Ze raakten bekneld in een file op het Damrak.
‘Er is geen doorkomen aan.’
Het was december, de straat was vol met winkelende mensen.
‘We komen er zo nooit.’
‘Ach mens.’
‘Ik ga terug.’
Ze reden weer stapvoets, steeds langzamer tot ze halt moesten houden naast een enorme etalage van de Bijenkorf.
Een lachende Zwarte Piet in een berg cadeaus.
Hij schatte dat ze nu halverwege waren.
‘Jij rijdt gewoon door, zoals we hebben afgesproken.’
‘Is het daar goed verwarmd?’
‘Je denkt toch niet dat ze de hele wereld over gingen zonder verwarming bij zich te hebben.’
‘Maar het is een oud schip. Het is toch eigenlijk afgedankt.’
Zij wou hem mee terug nemen. Het drong ineens tot hem door. Midden op het Damrak begon ze waarachtig aan het stuur te draaien om dwars over de weg om te keren.
Hij dacht dat hij gek werd.
‘Dan gaan we toch een andere keer?’
‘Nee, we rijden door.’
Ze trokken allebei aan het kleine plastic stuur.
‘Je kan toch ook op een andere dag verhuizen.’
‘Dat wil ik niet.’
‘Maar het kan toch ook morgen?’
Hij bezwoer haar om door te rijden.
‘Maar dan staan we hier morgenochtend nog.’
Met een zucht reed ze weer een eindje rechtuit, tot ze stilstonden voor het Beursplein.
Hij wist nog dat hij voor het allereerst met haar naar de Bijenkorf ging.
Hij kreeg een groot plaatjesboek van Kuifje.
‘De doodskus van Dr. Fu Manchu’ stond er in lelijke schreeuwende kleuren op de gevel van Cineac Damrak.
Hij moest denken aan de smerige tijdschriften die hij zou gaan kopen. Niet meer wonen in een kamer die elke dag door zijn moeder wordt bezocht en schoongemaakt.
Baden in zijn eigen vuil.
In een grote cirkel reden ze om het Station.
Weet je wat? Het leven gaat beginnen.
Abrupt trapte ze op de rem.
‘En je fiets dan? Hadden we je fiets niet moeten meenemen?’
Ze wou alweer rechtsomkeert maken.