wat men reeds in gedachten had, blijkt liefde voor boeken uiteindelijk niets dan eigenliefde.
Toch zijn Rabans argumenten even absurd en grappig als steekhoudend. Het spreekt voor zich dat één zelfde boek voor verschillende lezers een andere betekenis kan hebben, maar het wordt absurd wanneer dat boek in de ogen van elke andere lezer over een geheel ander onderwerp gaat, ‘afhankelijk van de aard van de onderneming, die de lezer in gedachten heeft’. De scheidslijn tussen dit vanzelfsprekende en absurde is evenwel bijzonder moeilijk te trekken en het is juist deze moeilijkheid waar Kafka in ‘Huwelijksvoorbereidingen op het land’ zo briljant mee speelt. Raban heeft groot gelijk en kraamt tegelijkertijd onzin uit.
Jorge Luis Borges is een schrijver die eveneens regelmatig speelt met deze ondefinieerbare scheidslijn tussen vanzelfsprekendheid en absurditeit. Zo is in zijn korte verhaal ‘Everything and Nothing’ in de bundel Het verslag van Brodie en andere verhalen uit 1998, de hoofdpersoon steeds degene die de ander denkt dat hij is. Hierdoor is hij tegelijkertijd niemand en iedereen. Alleen omdat hij niemand is, kan hij iedereen zijn, maar ook alleen omdat hij praktisch iedereen kan zijn, is hij niemand. Dit gegeven sluit bij Rabans opvatting aan dat een boek voor iedere lezer een ander boek is, waardoor je zou kunnen concluderen dat dit boek - doordat het oneindig veel verschillende boeken kan zijn - eigenlijk niet één boek is, of te wel: geen boek.
Dit is het absurde dat in zijn vanzelfsprekendheid zo fascinerend is, want zelfs Borges' verhaalpersonage die iedereen kan zijn, is precies die ene man die telkens iemand anders is. En zo is ook het boek dat in ieders ogen een ander boek is toch dat ene boek, net als het klassieke voorbeeld van het blaadje aan de boom dat zomers groen is en in de herfst bruin en verdord is, maar desondanks hetzelfde blaadje blijft.
Uiteraard kan de onmogelijkheid van één onveranderlijke betekenis niet tot deze klassieke vraag naar de essentie van het blaadje worden teruggebracht. De verandering is hier in alle gevallen niet van de toeschouwer of de toehoorder of de lezer afhankelijk, maar van het verstrijken van tijd. Terwijl een boek vanzelfsprekend op één zelfde moment in de ogen van verschillende lezers een ‘ander’ boek kan zijn, althans een andere betekenis kan hebben, hoewel het om hetzelfde boek gaat.
Wat dit alles evenwel met vriendschap te maken heeft, is niet onmiddellijk duidelijk. Uit Rabans redenering dat een boek juist een ‘goede vriend’ is, omdat de inhoud er niets toe doet, blijkt niet alleen dat hij een nogal merkwaardige kijk op literatuur heeft, maar ook dat hij een eigenzinnige kijk op vriendschap heeft. Als vriendschap zou bestaan uit een relatie gebaseerd op totale afwezigheid van weerstand, waardoor vrienden onder alle omstandigheden elkaars gedachten zouden bevestigen, zouden wij wel in een tamelijk armzalige wereld leven. Maar ook hier ligt een oplossing in de aanpassing van perspectief. Wanneer men Rabans opvatting een slag draait en stelt dat boeken goede vrienden kunnen zijn juist doordat de lezer over de mogelijkheid beschikt precies de boeken uit te kiezen die hem aanspreken, blijkt dat hij in zekere zin toch op zoek is naar een vorm van herkenning.
Ik durf nu wel te bekennen dat Huwelijksvoorbereidingen op het land een goede vriend van mij is, vooral vanwege Kafka's verwarrende, humoristische en soms verontrustend spottende spel met de vanzelfsprekendheid van het absurde. Het boek is een goede vriend omdat de onzinnigheden die Raban uitkraamt op zo'n geslepen manier geschreven zijn dat ik ondanks zijn onvoorstelbare kortzichtigheid zelfs van hem ben gaan houden als van een goede vriend.
In dit geval bestaat de vriendschap tussen de lezer en het boek derhalve uit het plezier om verbaasd te worden door de scherpzinnigheid van de ander; om fantastisch geschreven zinnen te lezen waar je het niet mee eens bent, om je te verliezen in een verhaal dat verbazing en bewondering voortbrengt en de wereld onvoorspelbaar maakt.