Duitsland-instituut, die eerder dit jaar gezamenlijk in Amsterdam een aantal ‘nieuwe’ Berlijnse auteurs voorstelden? In ieder geval wedden zij toen luidruchtig op het verkeerde paard. (Citaat uit de prospectus: ‘Hoge oplages, overvolle zalen [...] Literair Berlijn houdt haar adem in!’).
Nou, hier gaat het leven gewoon door. En niemand houdt zijn adem in.
De nieuwe Berlijn-roman is een illusie.
Of het nu gaat om Franck, Parei, Dorn, Wetzel, Dückers, Von Stuckrad-Barre of Kracht, al deze auteurs hebben vooralsnog slechts producten afgeleverd die moeilijk anders kunnen worden omschreven dan met het woord trash, zoals een Berlijnse boekhandelaar aan de Rosenthalerplatz zeer tot mijn genoegen onlangs deed.
Jong, wild, onconventioneel. Maar pulp. Ad-hoc-literatuur van een generatie die meer gewend is te communiceren met een mobiele telefoon dan met het geschreven woord.
Het begrip trash gaat misschien nog het meest op voor de zichzelf als ‘generatie-Berlijn’ ponerende merkfetisjisten rondom de pop-auteurs Benjamin von Stuckrad-Barre en Christian Kracht, alsmede voor Buschheuer en Hennig von Lange. Hun openlijk uitgedragen egocentrisme, decadentie, statusgerichtheid en pedanterie zijn echter veeleer uitingen van een puberale pathologie dan van een serieus te nemen poging om voor de eeuwigheid te schrijven.
Akkoord, in al de hier genoemde boeken gaat het om thema's die klaarblijkelijk onmisbaar zijn geworden om als post-moderne literatuur te mogen gelden. Het gaat kortom over moord en doodslag, een zee aan banaliteiten, een opeenstapeling van overdoses, ontelbare gefnuikte liefdes, talloze miljoenen psychoses en een overmaat aan eigendunk, verveling en zelfbevrediging (rattern heet deze laatste bezigheid volgens Von Lange in nieuw-Duits).
Dit alles is echter onvoldoende voor een duurzaam boek. De parlando-stijl is ontoereikend. Het taalgebruik is te beperkt, te rudimentair. Het ritme is onregelmatig, de cynische toon van de revolte klinkt geforceerd. De houdbaarheid ontbreekt. Geen van bovengenoemde jonge auteurs wordt over tien jaar nog gelezen, hoezeer de literaire agenten en de uitgevers hen ook mogen koesteren.
Geen nieuwe Stendhals, kortom, deze ‘generatie’, en ook geen Patricia Highsmiths. Dat hoeft ook niet, maar deze jonge Duitse schrijvers doen nog het meest denken aan filmcutters van een popvideo die de ene scène een fractie van een seconde monteren aan de andere om de vermeende vluchtigheid van onze tijd zo luchtig mogelijk in beeld te kunnen brengen. Het resultaat is louter buitenkant. De nieuwe auteurs rijgen het ene oppervlakkige cliché aan het andere. Het gaat hen om de show, niet om de inhoud of de vraag waarom.
Geen wonder dat Christoph Buchwald, directeur bij de literaire uitgever Suhrkamp uit Frankfurt am Main, het gedoe in sommige media om de generatie-Berlijn een ‘Labeltrick’ noemt, een modieuze gril die snel voorbij gaat. Of: de vluchtigheid van een polaroidopname.
De nieuwe Berlijnse literatuur die Zeeman heeft ontdekt, is kortom niet nieuw, het is niet Berlijns en het is nauwelijks literatuur. Daaraan doet ook de constatering van NRC Handelsblad-medewerkster Anneriek de Jong (in de Boekenbijlage van 14 juli 2000) niets af. Zij meent dat de jonge (West-) Duitse literatuur zich zou bewegen tussen de polen ‘heimwee naar vroeger’ en ‘heimwee naar iets dat nog komen moet’. Of die woorden iets betekenen, weet ik niet, maar zeker is dat de kitscherige romantiek van Easton Ellisepigoon Tim Staffel die door De Jong wordt opgehemeld, weinig met heimwee te maken heeft. Dat (voormalige) krakers boeken schrijven, mag trendy zijn, het is geen enkele garantie voor leesbaarheid.
Sterker nog: de andere kant van het krakerswezen is niet lang geleden veel beter weergegeven. In Eduards Heimkehr beschreef Peter Schneider het perspectief van de huiseigenaar wiens geërfde bezit gekraakt werd, in een geslaagde poging de eenwordingsproblematiek te vertolken. Maar Schneider is met zijn zestig jaar een Achtundsechziger, een arrivé uit het Westen en vanzelfsprekend te oud om voor een talent te kunnen doorgaan. Desalniettemin heeft hij een uitstekende roman geschreven, en komen zijn hoofdpersonen verder dan de apathische protagonisten van bijvoorbeeld Alexa Hennig von Lange die voortdurend verwikkeld zijn in dialogen zoals ‘Ey! Klar! Ist doch okay! Oder nicht?. - Hoe plat het ook klinkt, dat het vroegere tv-sterretje Von Lange er met haar lange rode krullen aantrekkelijk uitziet, heeft zeker bijgedragen aan haar tijdelijke roem, vooral nadat een oudere re-