doorwerkt totdat hij niet meer kan en dan in slaap valt, om zodra hij even wakker wordt weer door te beuken. (Ik weet waar ik het over heb.)
Ook ik viel voor Mehra. Nooit heb ik het gevoel gehad van zo dichtbij een blik te mogen werpen in de muil van de wetenschapsgeschiedenis.
Zijn andere lezing, veelzeggend getiteld ‘My last Encounter with Richard Feynman’, trok veel minder publiek en was te veel van het goede. Deze voordracht leek een verzameling ingestudeerde maniertjes. Op een gegeven moment werd Mehra pathetisch en begon Jos Uffink in de zaal te proesten. Ongestoord schreed Mehra voort, in de overtuiging dat hij hand in hand liep met Clio.
Na afloop van zijn lezingen had Mehra te kennen gegeven dat hij het Rijksmuseum in Amsterdam wilde bezoeken, ‘om de Rembrandts te zien’. Iedereen hield de boot af, behalve ik. Wat ik toen niet wist en niet kon weten, was dat ons bezoek voor mij een dubieus hoogtepunt zou worden.
Amsterdam, vrijdag 2 februari 1991. Het plan was dat ik Mehra zou ophalen van het Centraal Station, wij het Rijksmuseum zouden bezoeken, gezamenlijk zouden dineren, en ik Mehra weer zou escorteren naar het Centraal Station. Mijn vrouw (Memia) nam ik mee, opdat zij ook kennis kon maken met deze persoonlijkheid. Mehra vond het uitstekend - pas later zou ik begrijpen waarom.
Wij - Memia en ik - kwamen het perron opgelopen waar wij in het gebruikelijke gedrang een paniekerig om zich heenkijkende Mehra aantroffen. Met een intonatie alsof wij hem moedwillig hadden laten wachten:
- Ah! Daar zijn jullie!
- Ja! Hier zijn wij!
Mehra had een kleine tas bij zich, waar een koelie voor moest komen opdraven. Zonder morren legde de kruier, die ik vlug van de taxistandplaats had gehaald, de kleine tas op zijn karretje. Voor een wandeling was Mehra niet te porren. We moesten per taxi direct naar het Rijksmuseum. In de taxi spraken we af dat we vanwege het gezelschap van Memia hedenmiddag Frans de voertaal zou zijn.
- Pas de problème pour moi, sprak Mehra.
Na twee zinnen sprak hij weer Engels. Tegen de taxichauffeur:
- Waarom stoppen we? De chauffeur wees op het verkeerslicht:
- Red light.
- Yes, I've heard of that district. Later perhaps.
Ik zat voorin en zei tegen de chauffeur:
- Hij komt uit India.
- Al komt-ie van de maan. Ze willen allemaal naar de wallen. Jij moet dat toch weten, want zo te horen kom jij hier ook uit de buurt.
Mehra kreeg het gevoel dat we het over hem hadden en vroeg aan mij:
- Wat zegt-ie?
- Dat het Rijksmuseum het allereerste is wat men moet gaan zien in Amsterdam.
Mehra richtte zich (in het Engels) tot de chauffeur:
- Gisteren heb ik de dag doorgebracht bij Casimir. Hij liet me een geweldig boek over Rembrandt zien. Dat moet ik hebben. Verkopen ze dat in het Rijksmuseum?
- Wat zegt-ie allemaal?
Ik lichtte een en ander toe aan de chauffeur:
- Casimir is een tijd lang de directeur geweest van het Natuurkundig Laboratorium van Philips. U weet wel, daar vinden ze het cassettedeck en de cd-speler uit waar andere bedrijven dan steenrijk mee worden. Zelf gaan ze voortdurend bijna bankroet.
- Ze zetten hun fabrieken in India en wij kunnen de pleuris krijgen. Lekker lage lonen. Is die Kossimier ook soms een Indiër?