Twee rode rails van bloed
door Hans van Straten
De voortreffelijkste ideeën lopen vaak stuk doordat de voortreffelijkste medewerkers er ‘Nee’ op zeggen. Ik had Hermans, toch al een fanatieke nee-zegger, gevraagd of ik zijn gedicht ‘Ouderhuis’, het langste en meest bewogen vers uit zijn bundel Horror caeli mocht opnemen in een bloemlezing zelfmoordgedichten, maar hij weigerde onmiddellijk: ‘Dat gedicht heb ik nooit meer durven lezen!’
We schrijven 1987. Een van de meest gelezen boeken uit die dagen was De laatste deur, een verzameling essays over zelfmoord in de Nederlandse letteren. Mijn bloemlezing zou verschijnen bij de Nijmeegse uitgeverij Vriendenlust van Frank Engering en als titel dragen: Door eigen hand. Voor dit doel had ik zevenentwintig verzen verzameld, merendeels overbekende, zoals ‘De zelfmoordenaar’ door Piet Paaltjes, ‘In de zwarte nacht’ van Herman Gorter, ‘La voyageuse’ van Slauerhoff, ‘De verdronkenen’ van Gerrit Achterberg en ‘Jonge dichter’ van Ed Hoornik.
Van Vestdijk had ik twee verzen gekozen: ‘De zusters’ uit Kind van stad en land en ‘De zondaar’ uit Nagelaten gedichten. Maar Mieke, zijn weduwe, was van mening dat dit geen zelfmoordver zen waren en gaf geen toestemming tot opname. En Hermans liet al een veto horen toen mijn verzoek nog maar nauwelijks tot hem was doorgedrongen! Daar kwam bij dat Vriendenlust kort tevoren een anti-Hermansboekje van H. van Galen Last had uitgegeven, De spoken van W.F. Hermans. Met zo'n uitgever wilde Hermans al helemaal geen zaken doen.
Jeroen Brouwers, door Engering om advies gevraagd, verwierp het hele plan. Hij achtte zevenentwintig verzen veel te weinig. Dat moest een selectie worden uit de volledige wereldliteratuur! Helaas, hij en ik hadden wel iets anders te doen dan het verzamelen van honderden zelfmoordverzen.
Mijn bloemlezing verdween in het niet, wat ik geenszins kon betreuren, want door het uitvallen van Vestdijk en Hermans had ik mijn belangstelling totaal verloren. Gelukkig verscheen in 1989 een tweede zelfmoordboek van Brouwers, De versierde dood. Ik kreeg een exemplaar met uitvoerige opdracht, als dank voor het leveren van enkele krantenknipsels.
Bleef de vraag: waarom kon Hermans zijn ‘Ouderhuis’ niet herlezen? Het vers had in 1946 een plaats gekregen in zijn officiële debuut Horror caeli (‘Huiver voor de hemel’; caeli dient uitgesproken als ‘kajli’) dat bij J.M. Meulenhoff verscheen twee jaar nadat hij in eigen beheer het minuscule dichtbundeltje Kussen door een rag van woorden clandestien had laten drukken in een oplaag van dertig exemplaren. Dit onofficiële debuut werd bij de eeuwwisseling 1999/2000 door de Bezige Bij herdrukt in een oplage van 1350 exemplaren. Maar Horror caeli, hoewel al vele jaren uitverkocht, is nooit herdrukt.
Het vers ‘Ouderhuis’ telt vijftien strofen van vier regels, plus één, de laatste, van vijf. Dat dit huis voor hem geen lustoord is geweest, heeft Hermans ook elders duidelijk genoeg laten blijken. In dit vers tiranniseren de ouders hun zoon omdat hij er een geheime liefde op na houdt.
Enkele strofen:
Snikkend op mijn knieën onder tafel,
zoek ik alle snippers bij elkaar,
die zij strooiden in een woedeaanval
om het vinden van 't portret van haar.
Alle papieren hebben zij verscheurd,
niet alleen haar brieven. Dat gebeurt
alle veertien dagen. Al drie jaar...
Al drie jaar hoor ik niets van haar.
Verdrink ik in een kolk van aspirine,
kan, ten einde raad, niet om mij zien en
raak tussen kachel, tafel, stoel, bekneld
verblind door deze sneeuw die nimmer smelt.
Met zijn tweeën in de achterkamer
fluisteren zij lisplend over mij,
terwijl ik de toegevroren ramen
open adem - maar ik kom niet vrij.