Hollands Maandblad. Jaargang 2000 (626-637)
(2000)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||
Het liefdesleven van de homo economicus
| |||||||||||
De homo economicus in actie- De homo economicus is in de eerste plaats consument. Hij koopt dus spullen voor zichzelf maar ook voor anderen. Daar zitten cadeautjes bij voor zijn geliefde; het grensnut van die sieraden is evenredig aan de prijs van de sieraden. Maar opgelet, dat grensnut zit in het hoofd van de man. De vrouw wordt door hem wel degelijk waargenomen, en hij hoopt dat ze die slavenarmband mooi zal vinden, misschien hoopt hij dat ze tijdelijk zijn slavin wil worden. Maar waar het om gaat is dat het grensnut van die armband deel is van 's mans psychische huishouden. Hij houdt misschien ook een paard, een dure liefhebberij met een hoog grensnut, maar dat stomme beest houdt er geen grensnut op na. Voordat de homo economicus kan gaan spenderen, moet hij een inkomen zien te krijgen. Daarvoor weegt hij de onlust van het werk af tegen het loon dat hij ontvangt. Voor die afweging is eenzelfde optimalisatieregel te bedenken. Hier | |||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||
is onze man tamelijk alleen. Er is niemand in huis om mee te overleggen wie de boodschappen zal doen en wie het eten kookt. Dat is wel makkelijk, gegeven ons uitgangspunt dat onze inkomenverwerver zo goed weet wat zijn eigen belang is, maar gezellig is het niet. Tevoren had hij onderwijs gevolgd, en ook daarover heeft de economische theorie een standpunt. Scholing wordt gezien als een investering die rendement afwerpt dat vaak hoger is dan de rentevoet, zeker bij het universitair onderwijs. Zou hij onderweg verliefd worden op iemand die meteen wil trouwen, dan kan dat de optimalisatie in de war sturen, en daarin voorziet de theorie niet. Om geld te verdienen moet de homo economicus beslissen of hij bij een ander in dienst wil gaan of dat hij zelf een bedrijf wil beginnen. Ook daar is geen vrouw in zicht. Dat kan hem parten spelen. Mocht hij boer willen worden dan is het wel zaak te gaan trouwen, want als man alleen red je dat niet. Over deze solistische figuur bestaat een enorme literatuur, deels van wiskundige aard. Ik stel voor hem de Oude Nutsmaximalisator te noemen. | |||||||||||
De nutsmaximalisator in de samenleving- De vraag is natuurlijk wat de aardigheid is van deze creatie. Is het een spelletje om beroemd mee te worden? Dan staat het succes buiten kijf. Het hagelde Nobelprijzen in die hoek van de theorie - het gebied overlapt de wiskunde. Heel fraai is de axiomatische benadering; nutsfuncties moeten aan vijf eisen voldoen wil men er vraagcurven uit kunnen afleiden. Ik noem er één: transiviteit. Als ik een appel prefereer boven een banaan en een banaan boven een citroen mag ik niet opeens een citroen prefereren boven een appel. Persoonlijk doe ik zulke dingen dagelijks maar daar gaat het nu niet om. De nutsfuncties worden tegenwoordig ook gebruikt om empirisch onderzoek mee te doen; dat levert zeer verrassende resultaten op. Zo heeft Bernard van Praag laten zien hoe de behoeften meedrijven met hun bevrediging, waardoor een deel van het welvaartsgevoel teloor gaat. De mensen hollen achter zichzelf aan. Maar dan hebben we het niet meer over het standaardtype van de homo economicus uit 1870. De nieuwere versies zien er anders uit; daarover straks. We blijven nog even bij de simpele, robuuste versie uit Wenen. Die heeft immers zijn bruikbaarheid bewezen in combinatie met een verhaal dat veel meeslepender is dan de zuivere micro-economie. Dat is de vertelling over de Onzichtbare Hand, zoals iedereen weet verteld door Adam Smith. Vrije mensen nemen in vrijheid beslissingen en treden met elkaar in contact door vrije contracten te sluiten en ziet, het resultaat is geen rommeltje maar een ordelijk geheel. Deze theorie over het algemene evenwicht is honderd jaar na Adam Smith wiskundig geformuleerd door Walras en Pareto en het is een prestatie van stralende schoonheid. Nutsmaximalisatie en winstmaximalisatie gaan hand in hand, ieder krijgt wat hij gehad had willen hebben, overal zijn de kosten minimaal - een perfecte wereld. Dit is het neo-klassieke verhaal. Het is bij uitstek bruikbaar voor de politiek. Want rechts ziet hier de grond voor overheidsonthouding en links wijst op de strikte voorwaarden van het evenwicht: prijzen die de schaarste weerspiegelen. Geen monopolie. Links weet overal afwijkingen aan te wijzen, speciaal bij de milieuvervuiling, en daarom waren de eerste neo-klassieke economen voorlopers van de huidige milieupolitiek. Heffingen corrigeren de valse prijssignalen. Daar komt nog bij dat het succesverhaal van de individuele actor in de perfect gecoördineerde maatschappij is uitgebreid in diverse richtingen. Mensen sparen en dat hangt af van hun voorkeuren voor consumptie nu en consumptie in de toekomst maar ook van de rentevoet. Dat is een zeer cruciale prijs in het totale systeem. Wie gespaard heeft moet zijn geld gaan beleggen - mooie keuzemogelijkheden voor de homo economicus. Aandelen, obligaties, liquiditeiten, en daar komt opeens het risico aanzetten. Dat kan afgedekt worden door de termijnmarkt, door opties en door derivaten. Opnieuw ruim baan voor de wiskunde en opnieuw Nobelprijzen. De homo economicus, die weet wat goed voor hem is, heeft het er maar druk mee. Voor de liefde blijft steeds minder tijd over. Maar er blijkt toch ergens een leemte in de theorie van sparen en beleggen te zitten. Een van de redenen waarom mensen sparen is dat ze vermogen willen nalaten aan hun kinderen. Die moeten ze toch onderweg verwekt hebben. Wie daarover nadenkt komt licht op de gedachte dat er ook vrouwen in de buurt zijn geweest. Hadden die misschien ook een nutsfunctie? Voor we er erg in hebben beginnen we aan die Oude Nutsmaximalisator te twijfelen. | |||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||
De oude nutsmaximalisator en de liefde- De homo economicus bekijkt het vrouwvolk met een egoïstische blik. Hij veracht ze niet en hij versmaadt ze niet, maar ze komen in zijn nutsfunctie niet voor als menselijke wezens. De nutsfunctie bevat consumptiegoederen als bepalende grootheden. De vrouw is dan misschien geen verbruiksartikel, maar wel een instrument. Behoeftebevrediging, dat is de standaardterm waarmee economen het liefdesverkeer beschrijven - het klinkt, zacht gezegd, niet erg vrouwvriendelijk. Het leidt de aandacht meer naar het geslachtsverkeer dan naar kameraadschap. Dat twee geliefden samen naar Bach luisteren wordt niet uitgesloten maar het is niet het eerste waar je aan denkt. En je denkt zeker niet aan de liefdevolle verzorging die de man ten deel valt als hij ziek wordt. Daar komt bij dat de nutsfunctie als axioma heeft dat meer beter is dan minder. Dit geldt ook voor het geslachtsverkeer. De enige rem is het dalende grensnut, waarmee de hormonen vrij spel krijgen. Wat zijn partner vindt of voelt wordt niet door dat grensnut weergegeven. Sommige mannen, en niet alleen jonge, lusten er wel pap van. Dit wijst niet noodzakelijkerwijs in de richting van veelwijverij, maar de homo economicus heeft ook geen bezwaar tegen deze praktijk. Hij houdt zich trouwens niet bezig met morele overwegingen, dat laat hij aan anderen over. Een sympathiek heerschap is het niet. En we mogen eigenlijk al blij zijn dat zijn nutsfunctie niet gemodelleerd is naar het voorbeeld van de markies de Sade. | |||||||||||
De markt- Dat de homo economicus in de liefde op een vals spoor wordt gezet komt ook nog door iets anders. Het flankerende verhaal over de Onzichtbare Hand heeft als kern de werking van het prijsmechanisme. De markt is een koele plaats waar prijzen indicatief zijn voor de waarde. Een duur horloge zal wel beter zijn dan een goedkoop exemplaar. Hierin ligt een verleidelijke suggestie naar de betaalde liefde. De homo economicus houdt van dure hoeren. Hij houdt trouwens ook van dure vrienden, invloedrijke vrienden, die als instrument ingezet kunnen worden in de carrièreplanning. | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
Zijn auto en zijn huis zijn geschikt om relaties te ontvangen. Daar hoort een gastvrouw bij. ‘Kost ook een paar centen’, zegt hij dan tegen zijn makkers. Als we het verhaal een iets minder onaangename draai willen geven, kunnen we zeggen dat hij een vrouw pas naar waarde schat als hij hoge offers moet brengen om haar te krijgen. Dure cadeaus, grote bossen rozen. Het veroveren brengt kosten mee en dus weet de homo economicus dat hij waar krijgt voor zijn geld. Dat deze oude knakker geen sympathiek heerschap is, komt omdat we hem zo hebben gedefinieerd. Hij streeft zijn eigen belang na en beschouwt alles om hem heen als behulpzaam voor dat doel. Een ongeschikt uitgangspunt om de liefde te begrijpen. | |||||||||||
De gekoppelde nutsfunctie- De liefde is een moeilijk onderwerp, vol tegenspraak. De grote autoriteit op dit gebied is Stendhal. Waar heeft hij het over? Over veroveringen, jaloezie, herderinnetjes die tevergeefs het bos in vluchten, maar niet over dat wat ik de hoofdzaak vind. Hij onderscheidt vier soorten (slechts vier!): liefde uit hartstocht, galante liefde, lichamelijke liefde en liefde uit ijdelheid. Hij is nog erger dan de oude homo economicus, want die had in zijn nutsfunctie althans nog de mogelijkheid de ware liefde op te nemen. Die ware liefde is volgens mij goed te definiëren: als de nutsfunctie van A een variabele omvat die het welzijn van B weergeeft, houdt A van B. Bij Stendhal heet dit ‘La Vertu’. Bij economen: de gekoppelde nutsfunctie. Een moeder houdt van haar kind - dat is de moederliefde. Een vrouw houdt van haar echtgenoot - dat is de echtelijke liefde. Een paardenliefhebber houdt van zijn paard - dat is paardenliefde. Een vrouw houdt van haar minnaar: dat is de geslachtelijke liefde. Iemand houdt van de hele mensheid: dat is het altruïsme en het verplicht tot niets. De definitie van de echte liefde kan nog best aangevuld worden, bijvoorbeeld met de voorwaarde dat de relatie een sterke intensiteit en een zekere duurzaamheid moet vertonen - wie vandaag van zijn hond houdt en morgen het beest aan een boom gebonden op de Veluwe achterlaat, koesterde de ware liefde niet. Wie fluistert ‘je t'aime’ en na de klaarkomst dat gevoel helemaal kwijt is, of erger, in zijn tegendeel voelt verkeren, is wel bezig met l'amour in de zin van Stendhal maar valt niet onder mijn definitie. Bovendien maakt Stendhal onvoldoende het onderscheid dat mij essentieel lijkt als we het hebben over de Nieuwe Homo Economicus: het onderscheid tussen liefde en verliefdheid. | |||||||||||
De emoties- Om zicht te krijgen op de verliefdheid is het behulpzaam eerst iets te begrijpen van de rol der emoties in het algemeen. Die is omstreden. De critici van de homo economicus hebben hem vaak beschreven als een mens zonder gevoel. Hij laat zich leiden door zijn verstand, waardoor emoties worden buitengesloten. Volgens mij is dit een misverstand. De nutsmaximalisator houdt er wel degelijk gevoelens op na: lust en onlust worden tegen elkaar afgewogen. Hij vermijdt dus ergernis en woede, haat en afgunst. De wellust - toch geen rationeel gegeven - wordt door hem gezocht en hij is bereid daarvoor een prijs te betalen. De critici hebben echter wel gelijk als ze denken dat de nutsmaximalisator geen stomme dingen doet. Stampvoeten, smijten met borden, vloeken, met het hoofd tegen de muur bonzen - dat past niet in zijn gedragspatroon. Zulk gedrag is namelijk, in de economische visie, contraproductief. Wie een opvliegend karakter heeft, doet er toch goed aan zich netjes te gedragen. Want anders verliest hij zijn klanten of, als hij klant is, zijn leveranciers. De loodgieter komt niet meer bij hem aan huis. Deze opvatting, dat emoties er zijn om in bedwang gehouden te worden, heb ik zelf aangehangen tot 1986. Toen las ik The Emotions, het prachtige boek van Nico Frijda. Hij veronderstelt dat gevoelens, juist de zeer heftige, en de daaruit voortvloeiende gedragingen, zinvol zijn. Want de hartkloppingen, de droge mond, het trillen, zijn signalen over de rangorde der behoeften. Frijda gebruikt het woord ‘belangen’, wat een typisch economische term is. De geëmotioneerde krijgt informatie over zichzelf die zonder de fysieke ervaringen verborgen zou zijn gebleven. Dit functionalisme past goed in de neo-klassieke economie (en mijn kritiek op Frijda was destijds dat hij als psycholoog de brug met de economie niet heeft geslagen). Want economen spreken graag over revealed preference, waarmee ze bedoelen dat uit de aankoop van een dure sportwagen blijkt dat de koper die dure sportwagen op prijs stelt - zo gezien is die gebleken voor- | |||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||
keur een tautologie. Bij Frijda zijn de emotionele gedragingen informatiedragers en daar is niets tautologisch aan. Vooral in het geval van driftbuien zijn de signalen duidelijk. De bedrogen echtgenote schrikt ervan als zij de volle jeneverfles tegen de muur kwakt, maar zij weet dan in ieder geval wat ze voelt. Intussen blijven we, juist in het kader van het functionalisme, wel met een tegendraads probleem zitten. Want bij woede-uitbarstingen zijn vaak anderen aanwezig. Moeder valt uit tegen haar dochter die te laat thuiskomt. Het kan zijn dat de dochter zich de kritiek aantrekt, maar ze kan ook het ouderlijk huis verlaten en haar intrek nemen in een kraakpand. Dat was moeders bedoeling niet. Hier komen we inderdaad in strijd met het diepere wezen van de oude homo economicus: het handelen is doelgericht. Er worden instrumenten ingezet om een optimum te bereiken. Daarbij kan het individu best fouten maken, andermans reacties verkeerd taxeren en desnoods stomme dingen doen - maar daarbij treedt dan toch een leerproces inwerking. Learning by doing heet dat. Op deze gang van zaken kan de verliefdheid inbreuk maken, en niet zo'n beetje ook. | |||||||||||
De verliefdheid- Toen de economen de nutsmaximalisator beschreven, namen ze aan dat de nutsfunctie doet wat een functie behoort te doen: stil blijven liggen. Dat geldt ook in de liefde - de ware liefde is duurzaam. Rust en kalmte, genegenheid en tederheid, opwinding en ontspanning, dicht bij elkaar blijven. Geen uitbarstingen en weten wat goed voor je is. Zeg maar: veel thee drinken. De verliefdheid is met dit alles in strijd. Het is een toestand die volledig op zichzelf staat, waar iedereen vanaf het zeventiende levensjaar ervaring mee heeft, maar die ervaring werkt vervreemdend. De verliefde ziet de wereld aan voor een doedelzak en kent zichzelf niet meer. Ik noem nog even de kenmerken op.
Deze turbulentie verrijkt het leven en de letterkunde. Het loopt ook meestal goed af. De verliefdheid dient tenslotte een goed biologisch doel: zonder deze vernauwing van het bewustzijn zou er minder getrouwd en voorgeplant worden. En er bestaan weinig dingen die een mens zo intens gelukkig kunnen maken als een wederzijdse verliefdheid. Een vrouwelijke homo economicus van het libertijnse type kan op de vraag ‘Wat wil je liever, een literaire prijs of een grote verliefdheid?’ kiezen voor het laatste. Dat heb ik Renate Rubinstein horen zeggen. Zij heeft in haar laatste levensjaren zo'n liefde meegemaakt, op een manier die eigenlijk niemand voor mogelijk had gehouden. | |||||||||||
Liefde's rampspoed- Tegelijk leert de ervaring dat verliefdheden slecht kunnen aflopen. Die ervaring is wijd verbreid onder pubers, en ze komen er haast altijd overheen. Ouderen spreken van kalverliefde en ze doen dan net alsof ze die emoties zijn vergeten. Dat laatste is ook zo, net | |||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||
als kiespijn overgaat en dan moeilijk in de herinnering is terug te roepen. Tot het moment waarop de sensatie weer toeslaat. Maar er zijn gevallen bekend waar er letterlijk slachtoffers vallen. Van een dergelijke fatale afloop is een geval bekend dat goed gedocumenteerd is. Het riep destijds bij iedere waarnemer de vraag op ‘hoe is het in godsnaam mogelijk?’. En die verbijstering klinkt na bij wie de recente verslagen van deze voorvallen leest. In de oorlog bestond de Friese verzetsbeweging hoofdzakelijk uit mannen maar er waren een paar vrouwen die heldhaftig werk deden. Het waren, in de taal van die tijd, koeriersters. Een van hen was in 1943 uit Amsterdam gekomen met een ondergedoken student, die al gauw terugging. Zij bleef in Leeuwarden. Ze bezorgde bonkaarten, bracht geallieerde piloten naar de grens, was dag en nacht op pad met een pistool op zak. Ze was vrolijk, uitdagend, van goede huize (haar stiefvader was voorzitter geweest van het Nederlands Olympisch Comité, en ze was nogal eens met hem op reis geweest), en als ze zin had flirtte ze met iedereen die in de buurt kwam. In juli 1944, de Moffen waren eigenlijk al verslagen, werd ze verliefd op een Duitse officier, Oberzahlmeister die ze in de trein had ontmoet (ze reisde bij voorkeur in coupés gereserveerd voor de Wehrmacht). Deze man was geen triomfator die haar stormenderhand veroverde - hij was een soort boekhouder die moest zorgen dat de Duitse verpleegsters hun geld kregen. Hij woonde in een particuliere woning, een rijtjeshuis in Leeuwarden en Esmée van Eeghen trok bij hem in. De ondergrondse overwoog om haar te liquideren omdat ze alles wist van wapendepots en onderduikadressen, maar voor het zover was, werd ze door de Sicherheitsdienst gepakt en naar het beruchte Scholtenshuis in Groningen gebracht. Op 7 september ging een sd-man per auto met haar naar het kanaal dat later het Van Starkenborgkanaal zou heten en schoot haar dood. Ze was zesentwintig jaar.Ga naar eind2 | |||||||||||
De nieuwe nutsmaximalisator is een vrouw- Uit onze beschrijving van de oude homo economicus bleek al dat er iets mis is met die man. Zijn gedrag is dan wel doorzichtig, maar talrijk zijn de verschijnselen die onverklaard blijven. Ik bedoel dan niet zozeer dat morele overwegingen hem vreemd zijn, want de theoretische economie heeft die altijd beschouwd als een studieobject voor anderen. En met de emoties valt het ook wel mee; die zijn te integreren in de rangorde van preferenties. Nee, het zijn financiële gedragingen die niet in het schema passen. Het schenken van geld aan bedelaars is een piepklein voorbeeld, maar de massieve geldstromen naar liefdadige instellingen zijn moeilijk te rijmen met het eigenbelang. Goed, daar is nog een veredeld eigenbelang onder te schuiven. Veel hinderlijker voor de gladde constructie is het bestaan van vrouwen. Marktonderzoekers ontdekten dat de boodschappen worden gedaan door huismoeders, die het geld hebben gekregen van de kostwinner en waarvan het niet duidelijk is wiens nut ze eigenlijk maximeren: dat van de heer des huizes, van de kinderen of van de kat. En binnen het gezin gebeurt trouwens van alles wat niet door de differentiaalrekening wordt beschreven: er bestaan machtsverhoudingen. Hier was het vooral de feministische stroming binnen de economie die erop wees dat vader het vlees snijdt en zichzelf het grootste stuk toebedeelt omdat hij er zo hard voor moet werken. Er bestaat weliswaar een theorie van de huishouding, op gang gebracht door Gary Becker, een hyperklassieke theoreticus, maar daarin ontbreekt iedere verwijzing naar wie er de baas is. Ook wordt niet verwezen naar de gelatenheid, waarmee echtgenotes hun eigen behoeften in benedenwaartse richting aanpassen. In de praktijk zijn vrouwen allerminst machteloos - ze vormen potjes voor zichzelf waar de man niets van weet, ze hebben inkomsten van zichzelf. Vooral dit laatste, de vrouw op de arbeidsmarkt, heeft in de laatste decennia tot een vloed van empirisch onderzoek geleid. Vroeger werd het arbeidsaanbod gezien als een soort gegeven grootheid, maar nu denkt de onderzoeker in stromen. De aanwas van werkzoekenden is een stroom, van schoolverlaters en herintreders. Dan maakt het nogal wat verschil of we praten over jongens of over meisjes. Vooral onder die herintreders zitten een boel schoonmaaksters, verpleegkundigen, leerkrachten; een wereld vol vrouwen. Wie over dit proces nadenkt, komt toch ook weer mannen tegen, want zij praten in het geëmancipeerde huishouden wel degelijk mee over de verdeling van het aantal uren, over werk buitenshuis, huishoudelijk werk en echte | |||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||
vrije tijd. Het is een spel met spelregels die moeilijk passen in de gebruikelijke neo-klassieke leer.
En opeens duikt in de moderne wereld een nieuw type op, de bijstandsmoeder. Zij is volgens sommige waarnemers de nieuwe nutsmaximalisator. Ze heeft een gekoppelde nutsfunctie met haar baby. Verder staat ze er tamelijk alleen voor. De verwekker is elders. Ze moet aan de kost zien te komen en sommige waarnemers schrijven haar calculaties toe die bij de homo economicus passen. Ze kan door linkse liberalen worden beschouwd als een triomf van de beschaving. Een bescheiden inkomen, een bescheiden consumptiepeil, vrijheid om het eigen leven in te richten zoals ze zelf wil. Maar de rechtse contra-argumenten liggen voor de hand: moeten wij dat betalen? En ook: ze zal wel van de Antillen komen. | |||||||||||
Hongersnood- De gekoppelde nutsfunctie kan echter ook worden geïllustreerd met een veel tragischer casus: de hongersnood. Amartya Sen, die veel ingewikkelde traktaten op zijn naam heeft staan (bijvoorbeeld over de ‘rationaliteit’, een begrip dat ik in deze bijdrage hoop te vermijden) wijst erop dat bij hongersnoden het sterftecijfer onder vrouwen het hoogste is. De mannen redden zich wel en de kinderen krijgen het laatste voedsel van de moeders. Die bezwijken door de liefde. Deze gang van zaken kan niet goed worden begrepen door waarnemers die niet weten wat een gekoppelde nutsfunctie is. | |||||||||||
Over de liefde tussen geliefden- Nu ter zake. We laten al die andere varianten achter ons, waarbij de gekoppelde nutsfunctie verband legt tussen de gevoelens van de moeder en de gevoelens van het kind (moederliefde) of tussen de psychische huishouding van de dochter en die van de moeder (dochterliefde) en bepalen ons tot de relatie tussen twee geliefden A en B. Die heeft, als specifieke eigenschap, een geslachtelijke component. Dat wil niet zeggen dat de erotiek de verhouding domineert, maar het hoort er onverbrekelijk bij. Het brengt een speciaal soort van leven in de brouwerij. A kan bijvoorbeeld denken: ‘Ik | |||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||
zie hem graag, wat loopt hij toch aandoenlijk, wat ruikt hij lekker, hoor hem weer eens praten, hij hoort zichzelf graag, en ik ook, al luister ik niet aldoor’. Zolang we alleen A en haar nutsfunctie in het oog vatten, blijft de zaak overzichtelijk, maar dan missen we de hoofdzaak. Die ontstaat doordat in het hoofd van B soortgelijke processen aan de gang zijn. Hij heeft een nutsfunctie waarin het welbevinden van A een rol speelt - of, om het even flink ingewikkeld te maken, zijn eigen conceptie van haar welbevinden. Hij denkt dus niet alleen van die dingen zoals: ‘Wat heeft ze een mooie mond, een beetje scheef, en wat kan ze geheimzinnig kijken’, maar ook: ‘ze zal het misschien prettig vinden als ik haar het hof maak. Ze wil misschien wel opgebeld worden. Dan hoor ik haar stem, die zo muzikaal is en ze gebruikt zulke interessante klinkers’. Door deze tweezijdigheid ontstaan onvoorspelbare processen. De theorie die er het best op toegepast kan worden is die van de chaos. Kleine verschuivingen in de initiële condities leiden tot sterke schommelingen in de uitkomsten, en deze uitkomsten zijn niet terug te vinden door in de tijd terug te rekenen. Daarom begrijpen geliefden elkaar soms niet. Ze krijgen ruzie over niets en kunnen niet reconstrueren wat hen is overkomen. Hun interactie produceert nu eens een diep en hevig geluk, en vervolgens teleurstelling, smart en woede. Het zijn cumulatieve effecten. Alain de Botton heeft dat beschreven in The Romantic Movement (een boek dat sommige geliefden samen proberen te lezen). Het is een combinatie van een roman (waarin twee moderne mensen elkaar ontmoeten, verstrengeld raken en loslaten) en een psychologisch traktaat (over hoe de mens, in het algemeen, zichzelf een beeld schept over anderen en speciaal over die ene andere waar men toevallig mee optrekt). Het is een boek over de rol van het toeval dus, vol met een reeks van uit de wereldliteratuur geplukte fragmenten, met veel Flaubert erin; er staan ook komische lijstjes in van ervaringen, speciaal in de liefde, die moeten aantonen dat iedereen in elke relatie haar c.q. zijn eigen verleden meesleept; en het is vooral een boek dat geliefden samen kunnen lezen. Dat brengt een risico mee, want wat de een grappig vindt, vindt de andere flauw. Zo bijvoorbeeld de suggestie van De Botton dat sommige proefpersonen niet zozeer verliefd worden op de ander als wel op de constructie van de ander, of erger, op de liefde zelf. En dan heb ik het nog niet eens over de herkenbaarheid, die de ene lezer aantreft terwijl de andere gekwetst vraagt: ‘Slaat dat soms op mij?’ Ik haal deze persoonlijke herinneringen niet op om het boek te ontraden maar wel om De Botton te wijzen op de invloed die hij op de interactie van zijn lezers kan hebben. En bovenal om, bij wijze van literaire kritiek, te opperen dat hij een kans heeft gemist: hij zou de theorie van de chaos, die hem vast min of meer bekend is, makkelijk hebben kunnen meenemen. Het zou de wetenschappelijke waarde van zijn polyinterpretabele roman hebben verhoogd. | |||||||||||
Onvolkomen mensen- Een complicatie, waar ik graag een heel artikel over zou willen schrijven, zit bij de reacties die de partners aan den dag leggen op elkaars leed. Stel dat dit leed niet veroorzaakt is door een van de twee - A krijgt een wortelpuntontsteking - wat dóét B dan? Medelijden aan den dag leggen? Volgens mij het stomste wat hij kan doen, want medelijden is slecht voor het zelfrespect van beiden. De pijn relativeren en wijzen op eerdere tandheelkundige klachten die goed zijn afgelopen? Taartjes kopen, in overdreven hoeveelheden? En wat als B getroffen wordt door zomergriep met hoogoplopende koorts, compleet met klappertanden en ijlen? Dan blijkt dat de liefde niet over rozen gaat maar dat wisten we al. Want al het water van de zee wast niet weg dat de liefde moet worden beleefd door zeer onvolkomen mensen. De vrouwelijke helft van het koppel kan nog zo haar best doen, ze heeft te maken met een exemplaar van het mannelijk geslacht. Dat deel van de mensheid is behept met onaangename eigenschappen. Het blijven tot op hoge leeftijd polygame rakkers. Ze zijn vervuld van zichzelf, wat door Yvonne Kroonenberg kort is samengevat als: ‘Zij houdt van hem. Hij ook.’ Toegegeven, mannen hebben in bed warme voeten en vrijen kunnen ze soms ook nog heel aardig, maar als hun geliefde verdriet heeft, begrijpen ze niet hoe dat komt, ook al hebben ze het er zelf naar gemaakt. Ze moeten daarom hun sterke kanten cultiveren. Zo kan ik, nu sprekend namens mijzelf, een paar voedzame gerechten koken, schoenen poetsen en binnenshuis schilderwerk verrichten. Zingen zou ik ook wel willen maar ik kan geen wijs houden. En dat kla- | |||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||
vierspel, speciaal de twaalfmatige blues, dat lukt me soms heel aardig en het wordt, als 't niet te lang duurt, op prijs gesteld. | |||||||||||
De homo economicus bestaat niet- De meest voor de hand liggende kritiek op het bovenstaande wordt weerlegd in een plaatjesboek dat Kijk, economie heet. Een moeder in de supermarkt laadt haar karretje vol en in een wolk boven haar hoofd staan de afgeleiden van de nutsfunctie die zij, door hoeveelheidsaanpassing, gelijk moet maken aan de prijzen. Een socioloog staat erbij en zegt: ‘Zo denkt die vrouw niet. Ze kent haar grensnut niet eens’. Maar de schrijver van dat plaatjesboek legt dan uit dat het de economen zijn, die denken in termen van zulke optimalisatie-regels. Die gebruiken ze dan als inspiratiebron voor researchprogramma's. Of ze ontwerpen praktische programma's waarmee schepen op zee worden bevoorraad of waarmee vrachtwagens door het land rijden. Deze ingenieursvariant van de Tweede Wet van Gossen heeft sinds 1950 enorm bijgedragen tot de jaarlijkse productiviteitsstijging. Tjalling Koopmans heeft er nog eens een Nobelprijs voor gekregen. De homo economicus en de homo faber werken al gedurende een halve eeuw samen. De samenwerking tussen de homo economicus en de homo eroticus staat nog in de kinderschoenen. Ik hoop dat ze een mooie toekomst voor zich hebben. Onder het aan Baudelaire toegeschreven motto: luxe, kalmte en volop thee. |
|