blijf je eeuwig trouw, vermoed ik,’ wordt door sommige taalkundigen zelfs beschouwd als een semantische onwelgevormdheid. Je komt er hoe dan ook niet ver mee. Maar het is niet zozeer uit berekening datje zo'n vermoeden niet uitspreekt. Hij past volstrekt niet in het moment waarop je je liefde verklaart. In een liefdesverklaring spreek je je uit over een toekomst waarin totaal niets gebeuren kan. Een toekomst zonder toekomstige gebeurtenissen, een toekomst die geheel opgaat in het nu. Een toekomst, waarvan je de hoogste verwachtingen hebt, omdat wat er ook gebeurt er niets meer veranderen zal. Daar sta je voor in. Dwaasheid natuurlijk, maar onvermijdelijk. In de liefde bied je iets aan, dat niet meer kan worden teruggenomen. Dat is het aardige van het aanbod. Een aanbod onder voorbehoud behoort niet tot het domein der liefde. Dat maakt de situatie zo hachelijk waarin je de liefde wilt terugnemen. Dan moet je je toevlucht nemen tot zo'n slappe stelling als dat de liefde natuurlijk blijft bestaan maar dat het huwelijk voorbij is. Valt dus wel mee, wil je zeggen. Maar de ander heeft recht op razernij want je woord bleek niets waard. En daar zit je dan tot op het bot geïntimideerd op je barkruk onder een lullig afdakje op het Nias aan de telefoon.
Ontegenzeggelijk verandert de liefde in de loop der tijd. Vroeger hield ik mij vooral met de vraag bezig waar mijn geliefde zou zijn, als zij er niet was. Ik probeerde haar te lokaliseren. Is zij gewoon even boodschappen doen of naar haar moeder, zal zij nog bellen, wat heeft zij buiten onze buurt te zoeken, wat doet zij op dit moment? Destijds zinvolle vragen. Tegenwoordig denk ik dat haast nooit meer. Ik merk dat ik gaandeweg mij steeds vaker bezighoud met de vraag wat er in haar hoofd omgaat bij heel gewone haast triviale aangelegenheden. Als ik zie hoe zij een kannetje inspecteert of een plantje in de tuin, dringt met genegenheid de vraag zich op: wat zou zij in godsnaam denken, wat speelt zich af in haar hoofd? De ruimte, waarop ik mij concentreer, is kleiner geworden. Wat bij mijn vrouw zich voltrok in deze volgorde, is bij mijn dochter nog gelijktijdig. Waarom dat zo is, weet ik niet.
Ik ken de liefde eigenlijk alleen in persoonlijke relaties. Ik erken dat je gemakkelijk praat over je liefde voor de poëzie, de muziek, de natuur, het landschap, de mensheid of god, maar zijn dat niet eerder passies? Liefde voor god zegt mij trouwens helemaal niets. Als ik zou horen dat hij ergens te zien was, zou ik er geen omweg voor over hebben. Natuurlijk worden al deze liefdes gekenmerkt door toewijding en verrukking, maar wat er aan ontbreekt is de martelende onzekerheid of de liefde wederkerig is. Maar het betekent natuurlijk wel iets dat veel mensen van liefde spreken bij zaken waarmee zij geen persoonlijke betrekking onderhouden. Neem de liefde voor de sport. Wie zegt dat de sport zijn grote liefde is, zegt met zoveel woorden dat de sport zijn leven de moeite van het leven waard maakt. Aan hem heb je verder geen omkijken, want er is elke dag sport. Wie een sport liefheeft, hoeft die sport zelf niet te beoefenen. Het is al bevredigend toe te kijken hoe een ander zijn bekwaamheden in jouw favoriete sport toont. Dat is in het klassieke liefdesleven anders. Een liefhebber van sport voelt geen jaloezie als de sport haar gunsten aan een ander schenkt. Hierin lijkt de liefde voor de sport op de aanschaf van pornografie en het gekke is, dat juist in de meest conservatieve landen, waarin pornografie als subversieve smakeloosheid verboden is, het voyeurisme van de sportliefhebber krachtig wordt aangemoedigd. Dat geldt vooral voor voetbal, de populairste sport ter wereld. Er zijn veel bladen en blaadjes, die geheel aan het voetballen gewijd zijn, maar nergens ter wereld worden ze onder de toonbank verkocht. Liefde voor de sport lijkt een liefde zonder schaduwzijden. Maar is dat zo? Wat mij tragisch lijkt, is dat je dood gaat vlak voordat de sportprestatie is geleverd waarop je vurig had gehoopt. Neem het Europees kampioenschap voetballen. Telkens als Nederland speelt, zal een aantal kijkers overlijden, voordat de wedstrijd is geëindigd. Niet zozeer
omdat de spanning hen te veel werd, maar gewoon omdat het hun tijd was. Nederland was hun favoriet maar zij zullen nooit weten of Nederland het gehaald heeft. Familieleden zullen zeggen: hij heeft gelukkig nooit geweten dat Nederland die vitale match verloor. Die wetenschap zou zijn einde bespoedigd hebben (als je dat kunt zeggen). Het is achteraf gezien dus nog een zegen dat hij eerder de pijp uit ging. Maar als Nederland won, heeft hij er geen moment van kunnen genieten. Aan zijn leven is elke zin ontnomen. Ik vind de mogelijkheid om in zo'n onvoltooide staat het graf in te stappen intens triest. Dat is het risico dat liefde voor het voetbal met zich meebrengt.