ze vandaan zo uit het donker? Waren ze in de fabriek geweest?
Even stonden ze stil bij een auto, een Audi of een bmw, hij zag dat het zo'n dure van de reclame was, misschien zelfs met halfautomatische versnelling. De drie mannen stapten in. Zonder licht te maken, startten ze de motor en stapvoets rijdend haalden ze opa in, die inmiddels bijna bij zijn voordeur was. Opa stak zijn goede arm op als groet en toen de auto, het was een Audi 80 met verduisterde ramen, bijna langs Alex' slaapkamerraam reed, dook Alex weg. Gehurkt op het zeil hoorde hij de banden slippen toen de chauffeur met veel gas optrok. Hij bleef zitten tot alle geluid was weggestorven en op zijn tenen sloop hij terug naar bed.
Kort daarna ging Ingrids slaapkamerdeur open. Kwam ze nu pas naar bed? Hij hoorde fluisteren: Ze had iemand meegenomen! Met een grote sprong dook hij naar de tussenmuur en legde zijn oor tegen het behang.
‘Weet je wat ik droomde?’
Tegen wie had ze het? Haar vriendje met het slierthaar?
‘Weet je het?’
Nee, zeg op!
‘Dat je terug zou komen bij ons. Aan deze kant van de hemel.’
Alex perste de zijkant van zijn hoofd harder tegen het bordkarton.
‘Ik zou een heel ander kind zijn mama, een hele lieve dochter. Gewoon heel anders. Wat jij zou willen, zo zou ik zijn.’
Jezus, ze zat te bidden met mama! Ze praatte zo zacht! Alex ademde nauwelijks om niets te hoeven missen.
‘Dan zou ik je vragen wat ik moest doen. En over opa en dan zou je luisteren en goeie antwoorden geven. Toch? Maar... je komt niet hè? Ik weet het wel...’
Nee, natuurlijk niet, dacht Alex. Ze is toch dood. OEN!
‘Maar misschien dat je me toch hoort.’
Met open mond wachtte Alex ingespannen luisterend af. Zou mama hen misschien toch kunnen zien?
Na Ingrids vraag bleef het heel lang stil. Alex hoorde een piepje in zijn oor, maar niet mama's stem.
Toen riep zijn zus heel hard: ‘Nee!’ en Alex voelde zich betrapt. Hij krabbelde over de grond terug naar zijn bed, om zich slapende te houden, maar de deur van zijn kamer ging niet open. Toen hij zeker dacht te weten dat ze niet kwam, sloop hij terug naar de muur waar hij Ingrid onsamenhangend en met gekke stem hoorde zeggen: ‘Ik vind het zo naar. Sorry, sorry, ik haat hem mama, dat mag toch niet?’
Hij had een stuk gemist, wie haatte ze?
‘Lieve mama, moet ik echt blijven? Moet ik? Hij had ook níet voor ons kunnen zorgen, hij heeft ons gered toen. Ik moet voor kleine Alex, voor Alex. Zeg alsjeblieft iets terug. Ik blijf voor Alex als je iets zegt. Ik huil niet! Ik huil niet!’
Ze huilde wel, hij hoorde het, ze huilde wel.
Er stroomde water. Stond ze bij het fonteintje? Hij hoorde de kraan nog nadruppelen toen haar bed piepte. Ze ging slapen.
Stik, wat dacht ze nu te doen? Mama was weg, die kwam niet terug, in geen duizend jaar, in geen honderdduizend jaar. Hij beet zijn kaken hard op elkaar.
Stik.
Alex werd de volgende morgen wakker van zonlicht dat ver zijn kamer in scheen. Waarom had Ingrid hem niet geroepen? Hij schoot in de kleren die hij de vorige avond had uitgetrokken, zijn spijkerbroek met de suède kniestukken en de schipperstrui van papa; alleen het T-shirt zou voor vandaag warm genoeg zijn, maar de trui moest geluk brengen voor zijn spreekbeurt. Spreekbeurt! Hij mocht niet te laat komen vandaag. Zijn sportsokken, waarin het opgedroogde zweet van een kleine