klachten. Sytze van der Zee wilde gewoon alles schriftelijk vastleggen. ‘Niet eens zo zeer voor de krant, maar vooral voor jou,’ zei hij. Daarna is mijn honorarium altijd keurig binnen een tijdsbestek van drie weken overgemaakt. Ik zou willen dat er meer van zulke mensen als Sytze in de journalistiek rondliepen.
Zelfs bij Vrij Nederland, waar ik na 25 jaar ben weggegaan, heb ik zelden problemen gehad. Ja, op het laatst was niet meer met Joop van Tijn te leven, maar achteraf besef ik dat hij misschien toen al ernstig ziek was en dat ik al die niet-nagekomen afspraken misschien niet zo hoog had moeten opnemen.
Een heel ander verhaal is de Volkskrant. Vier maal in mijn carrière heb ik voor de Volkskrant iets gedaan voor een wat langere duur en drie daarvan zijn voortijdig afgebroken. De enige keer dat het goed ging met de Volkskrant was toen ik zaken deed met de toenmalige adjuncthoofdredacteur Bert Vuijsje. Die is joods, dus niets aan de hand, alles goed afgesproken en nagekomen. De andere keren ging het mis. Ik denk dat het kwam omdat ik toen te maken kreeg met katholieken. Het klinkt gek, ik geef het toe, een mens moet niet discrimineren, maar ik heb er ook geen andere verklaring voor.
De eerste aanvaring met de Volkskrant dateert al van heel lang geleden. Ik begon net, het moet in 1969 of 1970 zijn geweest, en sportredacteur Ben de Graaf had mij aangetrokken als schaakmedewerker. Ik nam de plaats in van Berry Withuis, op wiens routineuze stukjes de Volkskrant zo langzamerhand was uitgekeken. Uiteraard was Berry Withuis daar niet erg tevreden mee en hij mobiliseerde de Grote Max Euwe om een brief naar de hoofdredactie te schrijven. Dat deed de oud-wereldkampioen schaken ook en ik zie nog hoe Van der Pluijm, de toenmalige hoofdredacteur, woedend met die brief in zijn hand de redactie op kwam rennen.
Hoe het mogelijk was dat de sportredactie zo'n broekkie had kunnen aannemen! Welke idioot had de geniale Berry Withuis, die nota bene simultaangrootmeester was, vervangen door ene Max Pan of Pam die net van de bewaarschool kwam. Op staande voet werd ik door Van der Pluijm ontslagen. Ik zat nog een stukje te schrijven, maar dat was niet meer nodig. Ik kon naar huis gaan.
Het is toen aan de koppigheid van Ben de Graaf te danken geweest dat ik twee weken later kon terugkeren. Daarom zul je uit mijn mond geen kwaad woord over Ben horen. Wel over Theo Nolens, de man die toen chef-sport was. Met die Theo Nolens moest na verloop van tijd ‘weer eens over geld gesproken worden’. Dat deden wij in café Hesp, een aan de Amstel gelegen etablissement waar de Volkskrant-redacteuren Heineken plegen te drinken.
‘Goed,’ zei Nolens, ‘ik had gedacht 200 gulden per stukje.’
‘Nou,’ antwoordde ik, ‘ik had gedacht 250 gulden per stukje.’
‘Tsja,’ zei Nolens, ‘dan hebben wij een probleem, maar kun je leven met 225 gulden?’
‘Dat lijkt mij een uitstekend compromis,’ antwoordde ik, ‘maar heeft het zin dat contractueel vast te leggen?’
‘Ach,’ zei Nolens, ‘dat is niet nodig. Ik heb hier een boekje waarin ik alles opschrijf. Telefoonnummers, adressen, afspraken, enzovoort. Kijk, dan noteer ik hier: Max Pam, 225 gulden per stukje. Dat lijkt mij wel voldoende.’
En terwijl ik over zijn schouder meekeek, schreef hij het in zijn boekje. Wij lieten ons nog eens inschenken en een uur later trapte ik naar huis, trots op mijzelf dat ik zo hard had onderhandeld.
Anderhalve maand later ontving ik mijn afrekening: f200 per stukje. Een fout, dacht ik nog even, maar dat bleek niet het geval. Na enig gekrakeel kwam er ten slotte een gesprek tot stand tussen Van der Pluijm, Nolens en mij.
‘Tsja,’ zei Van der Pluijm, ‘200 gulden dat leek ons wel genoeg.’
‘Meer dan genoeg,’ beaamde Nolens.
Het leek mij allemaal erg oneerlijk, maar ik dacht nu toch een grote troef te kunnen uitspelen.
‘Ja maar, Theo,’ zei ik, ‘je hebt het in je boekje geschreven. 225 gulden, kijk maar, je kunt het zo opzoeken!’
‘Is dat zo?’ vroeg Van der Pluijm bezorgd.
‘Mijn boekje? Ah... mijn boekje,’ zei Nolens, ‘dat is nou vervelend, dat heb ik vorige week tijdens de Tour de France verloren.’
Er viel een stilte. Ik wist niets te zeggen. Lang heeft mijn schaakmedewerkerschap niet meer geduurd en daarna ben ik twintig jaar bij de Volkskrant weggebleven, tot drie jaar geleden mijn oude mentor en mijn nieuwe fan Bert Vuijsje weer contact zocht. Alles verliep aanvankelijk uitstekend, maar helaas vertrok Bert Vuijsje naar de Haagse Post, wat later trouwens ook weer een zegen bleek te zijn. Een freelancer moet het nu