De adelaar maakt inderdaad een weinig oorlogszuchtige indruk. Als een tragische held is hij geketend aan zijn plek. Bovendien is expansie niet bepaald een doel waarnaar de regering-Schröder streeft. Integendeel. Al lijkt Oskar Lafontaine soms de Europese partners op economisch gebied zijn ordeningsgezinde wereldbeeld te willen opleggen, in de buitenlandse politiek bevindt de Bondsrepubliek zich eerder in een fase van contractie dan van Hegemonialstreben. Dat daarbij sprake is van een herwonnen zelfbewustzijn, heeft te maken met de leeftijd van de onbevangen opererende vijftigers rondom Schröder.
Natuurlijk hebben de Kanzier en zijn Minister des Auswärtigen Joschka Fischer een iets andere houding dan Kohl jegens de Verenigde Staten en de navo. En uiteraard had de kanselier half december moeite met de Amerikaanse aanvallen op Irak, waarover hij niet door Bill Clinton werd geïnformeerd, maar door Tony Blair. Na afloop van de actie riep Fischer - nu steevast in driedelig kostuum - op tot humanitaire hulpverlening aan de bevolking van Irak. Het zijn de eerste aanwijzingen dat Schröders Mannschaft niet zozeer de integratie of de uitbreiding van de Europese Gemeenschap en de navo ter discussie stelt, maar de toekomstige verhouding tussen Europa en het bondgenootschap wil meebepalen.
Hierbij is een duidelijke rolverdeling ontstaan tussen Schröder en zijn minister van Buitenlandse Zaken. Terwijl Fischer het veel heeft over mensenrechten, ecologie en een nieuwe defensie-strategie waarin wordt afgezien van een first-use van kernwapens, komt Schröder op voor het Duitse belang. Recht-voor-zijn-raap, populistisch en harder dan Kohl, zegt hij dat de Bondsrepubliek minder geld moet afdragen aan Brussel.
De spd beweerde het afgelopen jaar voortdurend dat zij op buitenlands politiek gebied ‘continuïteit’ zou nastreven. Nu rood-groen bijna drie maanden regeert, blijkt achter deze frase een nogal dramatische accentverschuiving schuil te gaan. Voor het eerst in vijftig jaar is niet langer de Tweede Wereldoorlog de toetssteen voor het Duitse buitenlands beleid. De politicoloog Karl-Rudolf Korte heeft het zelfs over een heuse Wandel. Volgens hem heeft de overgang naar roodgroen ten minste even vergaande gevolgen als de Machtwechsel van 1969, toen Willy Brandt aan het roer kwam, en de Wende van 1982 van Helmut Schmidt naar Helmut Kohl.
Maar zoals de adelaar anders en eender is, zo is het ook met de politiek. Niet de grondlijnen zijn gewijzigd, maar de toon is veranderd. Dit komt vooral omdat Schröders ‘republiek van het nieuwe midden’, zoals de kanselier het in zijn regeringsverklaring van 11 november 1998 zei, als een ‘normaal’ land wil worden beschouwd. De stijl van de nieuwe leider is losjes, leger en zonder pathos. Hij wil minder gebukt gaan onder het verleden en een andere houding aannemen tegenover de Vergangenheitsbewältigung. Een Sonderweg streeft Schröder niet na, wel een onthechter relatie tot de Duitse schaamte, schuld en boete. De jongere Duitsers zijn het met hem eens. Na bijna zestig jaar vinden zij dat het afgelopen mag zijn met het verwijt dat ‘zij’ de oorlog hebben veroorzaakt - al is het niet bon ton dit openlijk te beweren.
De wind der verandering is voelbaar. In Berlijn, in Bonn, in Duitsland. Toen Martin Walser tijdens de Frankfurter Buchmesse wees op de ‘instrumentalisering van Auschwitz’ kreeg hij veel bijval vanuit de jongere generatie. Zijn waarschuwing dat de Holocaust als een ‘morele knuppel’ wordt gebruikt, kreeg natuurlijk ook virulent weerwerk, zoals van Ignatz Bubis, de leider van de joodse gemeenschap in Duitsland, die Walser ervan beschuldigde een ‘geestelijke brandstichter’ te zijn. En uiteraard ontstond er een onverkwikkelijke controverse die zich maandenlang voortsleepte, maar Walser hoefde niet beschaamd het veld te ruimen, zoals voorheen wel gebeurde met degenen die de Duitse schuld en boete wilden herijken.
De vernieuwing komt het duidelijkst tot uitdrukking in de discussie over het Holocaust-monument dat vlak bij de Brandenburger Tor moet ontstaan. Terwijl Kohl een imposant Mahnmal voor de moord op de joden wenste, willen Schröder en zijn staatsminister voor Cultuur, Michael Naumann (zelf een jood), een meer bescheiden ‘huis van de herinnering’ voor alle nazi-slachtoffers, waar jongeren ‘iets kunnen leren’.
Nu de verjongde adelaar op zijn Berlijnse nest is teruggekeerd, moet blijken hoe stevig de nieuwe regeringsploeg in zijn schoenen staat. De voortekenen zijn gunstig. Deze stad van de gebroken geschiedenis broeit van de belofte van een ‘nieuw’ begin. Niet van de ontkenning van het verleden maar van een pragmatische en realistische omgang met de herinnering. Hoopgevend is dat daarbij de adelaar en andere symbolen van de macht er steeds minder toe doen - hoeveel excessief dure Cohiba-sigaren en Barolo-wijnen Gerhard Schröder ook tot zich neemt.