Eigen weg
door A. Moonen
Allereerst een prille zaterdagochtendsfeer van de negentiende september jongstleden, waargenomen vanuit de wegens rotting en vochtuitslag door vaklieden behandelde tuinkamer waarbinnen de bovenapostel traag ongeveer een maand terug witachtig behangsel en als vloerbedekking parketkleurig zeil heeft aangebracht tegen een tientje per uur arbeidsloon, zwart verdiend uiteraard, al vroeg ik wel gemakshalve zijn sofinummer. Een goeie therapie voor iemand die liefst levenslang (hij werd onlangs 28) in de ziektewet toeft, trommelend en evangeliserend almaar meer zijn caboverdiaanse afkomst ontvliedend, vernederlandst als de pest, kanker, drassigheid, regenval, windhozen plus verder door de duivel aangereikte levensvreugde. Net als de Amerikaanse jongeren wordt hij ondersteund via door de Riagg verstrekte Prozac-tabletten. Doch versta mij wel: we blijven vriendelijke buren, hebben heel wat voor elkander over, hoe uiteenlopend onze karakters ook mogen zijn, al had ik liever te maken met een primitieve neger boven m'n kop wonend, eentje die bij elke gelegenheid z'n paardenzwengel aan mij vertoonde, zonder omhaal, onvervaard, zo besteed aan een vrijgezel van mijn slag. Maar ik dwaal af; ik zou de naaste omgeving beschrijven. Wel, naar buiten spiedend omtrent halftien in de ochtend, merkt de zich gaandeweg deze mooie teringzomer hersteld hebbende hoofdpersoon van deze dikke roman in wording trage regenval boven nauwelijks bewegend nog groen vol gebladerte, verneemt hij wc-gespoel van één- of tweehoog, een kleuterstem door claxon heen, watervalachtig rioleringsgekletter op binnenplaats, ziet slechts vitrages of gesloten gordijnen en nergens een levend wezen, kortom: de zomer lijkt over te willen gaan in herfsttooi. Voor verdere natuurbeschrijvingen sleept u maar enkele muffe streekromans onder uw keurige nest vandaan.
In de verdere loop der dag zal de serene stilte wel overstemd worden door bovenal een zwarte groeperingskliek met vetspekkig overzees oerwouddialect, vermoedelijk afkomstig uit Senegal en omstreken, een niet door mij thuis te brengen kreetlachtaaltje door voornamelijk manspersonen, soms begeleid via geboor en gehamer hunnerwege of andere buurtbevuilers, waar ik tijdens ‘genezingsproces’ de ganse zomer nogal nerveus - tegen overspanning aan - door raakte en slechts een ondernomen fietstocht bij schaars zonnig weertype afweer aan kon bewerkstelligen.
Ik fietste er een halfuurtje over om Kralingen te bereiken. Mij ontbloot te presenteren op toegestaan naaktrecreatiegedeelte der Kralingse plas begint zowaar een liefhebberij te worden. Rond een uur of halftwaalf op een eindelijk eens zonnige zondag bleek 't nog vrij rustig, en waar ik mij bevond, zittend op een bankje met vóór mij een strook nat strandzand en in de verte enkele zeilscheepjes over wijdse plas varend, ontdaan mijner kleren, was ik de enige naturist. Mijn vreugdebron zwol geleidelijk aan tot volle stramme wasdom, bewoog brutaal van plezier met vurige, flinke kop. De stille omgeving leek speciaal voor mijn persoon ontworpen. Ge zou er zo een bordje eigen weg plaatsen. Soms werd de zon overwolkt. Bespiedde iemand mij links in het struikgewas? Teleurgesteld soms dat ik geen elfjarige ruige knaap betrof? Toch bleef ik niet langer dan een halfuur, kleedde mij weer aan en ondernam een fietstocht door het bos. Snoof de geur van lover en moeder aarde op.
Een week eerder had ik op het naaktgrasstrandje gelegen, bracht het zelfs zover dat een Marokkaan van middelbare leeftijd, zelf aangekleed zijnde, me nabijgekomen begon te aanschouwen. Net als bij mijn nog in z'n vaderland verblijvende vaste partner scheen m'n witte lichaam prikkelend op hem te werken, al waren er ver-