niet weet wat een tragische liefde is, lijkt me uitgesloten. Ik zou ook niet moeten lachen als ik zo iemand tegenkwam. Ik zou eerder moeten huilen, of ik zou onverschillig mijn schouders ophalen. Maar Peeters heeft een bijzondere voorstelling van het komische.
Zo zegt Peeters het zelf: ‘Die bekende wereld wordt ironisch gepresenteerd, maar is soms wel, en soms niet effectief.’
Dat Reve soms wel en soms niet effectief is had Heumakers ook al ontdekt, maar Peeters plaatst zijn ontdekking in een wat breder kader: in Reves speeltuin van de ironie, waar als ik Carel Peeters goed begrijp alleen maar intelligent mag worden gelachen.
Nog een prachtig zinnetje uit Peeters' speeltuin van de ironie: ‘De drijfveren van Wessel worden in een heel ruim kader geplaatst, getuige de titel van de roman.’ In dit ongekend ironische zinnetje zit ook een verborgen advies aan aankomende schrijvers: plaats de drijfveren van uw hoofdpersoon ook in een ruim kader door uw titel te laten verwijzen naar het Oude Testament, het Nieuwe Testament, en als het eventjes kan ook nog de Koran.
Tot zover de speeltuin van de ironie.
Dan Ingrid Hoogervorst van De Telegraaf. Die vindt de titel ‘Reviaans’ en ook ‘fraai allitererend’. Niet zomaar allitererend, maar fraai allitererend. Let er nog eens op hoe fraai onze recensenten met bijvoeglijke naamwoorden omgaan. Verder vermeldt ze dat de titel is ontleend aan psalm 42, maar dat de titel de drijfveren van Wessel in een ruim kader zou plaatsen, daarover zwijgt ze. Ik meen hieruit op te maken dat Hoogervorst zich verre wil houden van de speeltuin van de ironie die Peeters met zoveel moeite heeft opgebouwd en onderhouden. Hoogervorst heeft het liever over hoofdthema's.
Haar ontdekking is dat homoseksualiteit het hoofdthema is van Reves nieuwe roman. Wat de bijthema's zijn daarover zwijgt ze als het graf, maar als je zo'n ontdekking doet mag je ook wel even lui achterover leunen.
Hoogervorst vindt verder dat uitgezette verhaallijnen tot weinig of niets leiden.
Als ik over uitgezette verhaallijnen lees springen de tranen mij altijd weer in de ogen. Vooral dat uitgezette vind ik zo ontroerend. Alsof het over visjes gaat in de kweekvijver. Of mannelijk zaad uitgezet in een vrouwelijk geslachtsdeel na een langdurige operatie in een provinciaals ziekenhuis.
Ook in Hoogervorst schuilt een hermetisch dichter en de verhaallijnen die zij in haar recensie met zoveel zwier uitzet leiden gelukkig tot de toch wel verbijsterende constatering dat homoseksualiteit het hoofdthema is van Reves nieuwe roman.
‘Dit is geen ironie meer, dit is vijfdehandsironie,’ schrijft Xandra Schutte in De Groene Amsterdammer.
Carel Peeters had het in Vrij Nederland nog met zoveel moed en hoop over de speeltuin van de ironie waarboven geschreven staat, ‘je weet het niet’. Wat een geluk dat boven de speeltuin van de ironie niet geschreven staat ‘arbeid maakt vrij’, want dat was wel een heel ironische speeltuin van de ironie geweest. Maar dit terzijde. Xandra Schutte verbant Peeters' speeltuin van de ironie naar de mestvaalt. Niks geen speeltuin, vijfdehands-ironie.
Eén ding is zeker na het lezen van deze recensies: velen van onze recensenten zijn begenadigde hermetische dichters, mits hun recensies maar in vrije versval zouden worden afgedrukt. Iedere ochtend bid ik tot de god van het oude volk dat onze recensenten ontdekt zouden mogen worden als dichters, al was het maar in de speeltuin van de ironie waar Carel Peeters en zijn metgezellen zich zo thuis voelen.