| |
| |
| |
De fictionele ondergangen van de Titanic
of Suske en Wiske en het Zinkende Zeekasteel
door August Hans den Boef
Het verhaal van de ondergang van de Titanic begint met een roman die verscheen in 1898, meer dan tien jaar voordat in Belfast op de werf van Harland & Wolff aan de bouw van het schip werd begonnen dat in 1912 zou zinken. De schrijver was Morgan Robertson, de roman heette Futility en het schip Titan. Titan was de grootste en meest luxueuze boot ooit gebouwd, zat vol met rijke passagiers en strandde in een koude aprilnacht op een ijsberg. Aldus Robertson honderd jaar geleden. Maar wat toen als science-fiction gold, is inmiddels voor ons oude geschiedenis.
Het thema uit de titel van Robertsons roman - de futiliteit van de mens - dook al direct na de echte ramp van 14-15 april 1912 op in de verhalen. Menselijke futiliteit tegenover God met als adstructie de provocerende uitspraak ‘Zelfs God kan deze boot niet tot zinken brengen’ en het orkestje dat ‘Nader mijn God tot u’ speelt (jammer voor de christenen dat het in werkelijkheid om ‘Autumn’ ging). Menselijke futiliteit tegenover de Almachtige Natuur met haar onmetelijke, koude poolzee en onverzettelijke ijsberg.
Anno 1998 is de Titanic het symbool van de futiliteit van de consument tegenover een machtig internationaal vervoersconcern. Rederij White Star Line liet de Titanic te snel en te noordelijk varen om de krantenkoppen te halen. De rederij had bovendien bezuinigd, waardoor er bijvoorbeeld te weinig reddingsboten en stokers op het schip waren. Bezuinigingen die conform de regels van de toenmalige overheid waren uitgevoerd.
Die futiliteit speelt een rol in de hele Titanic-receptie, of het nu om gedichten, romans, thrillers, studies, documentaires, stripverhalen, muziekstukken of speelfilms gaat. Dit maakt de ondergang van de Titanic nog steeds geschikt als onderwerp voor een Hollywoodfilm. Zoals James Camerons onlangs met oscars overladen Titanic (1997). Uiteraard is zo'n spectaculaire ramp ook zeer geschikt voor verfilming door de spanning, leent zij zich voor special effects, en vormen de luxueuze eersteklasruimtes bijzonder fotogenieke decors, niet in het minst door de fraaigeklede personages die zich daarin bewegen. Een ramp wordt namelijk pas echt spannend als er personages in optreden met wie de kijker zich kan identificeren, die emoties van haat en bewondering kunnen oproepen. Protagonisten die door de ramp hun ‘werkelijke’ karakter tonen.
Dat wist Jean Negulesco al, die in 1953 de film Titanic regisseerde. Het filmverhaal maakte eerdere onhandige filmpogingen overbodig. Door een kaartje van een landverhuizer te kopen heeft een erg rijke Amerikaan op het laatste moment een plaats op de oceaanstomer bemachtigd. Hij komt in Cherbourg aan boord, tot schrik van zijn vrouw, die net met hun dochter en zoontje naar Amerika wilde vluchten. Ze is het leven met hem en het eeuwige reizen beu. Bovendien vernedert hij haar geregeld met haar eenvoudige achtergrond. Op het schip raken de echtelieden verder van elkaar vervreemd. De man pokert onafgebroken.
Eén verhaallijn is echter niet genoeg om de kijker te blijven boeien. Daarom zien we ook de jonge acteur Robert Wagner als een gegoede Amerikaanse student die in Oxford met zijn team aan een tennistoernooi heeft deelgenomen. De studenten zingen mooie en romantische Amerikaanse liederen en Wagner leert de dochter van de rijke pokeraar modern dansen. Er ontstaat een romance tussen hen. Een derde lijn verhaalt van een drinkgrage priester die zijn toog aan de wilgen wil hangen.
| |
| |
Als de ramp plaatsgrijpt, doet de slechte, rijke man aanvankelijk nog een cynische voorspelling: ‘Tonight we have mussels for dinner.’ Dat klinkt heel wat minder chic dan het ‘We are prepared to go down like gentlemen’ van de Engelsen uit de overlevering. Maar bij het afscheid verzoent hij zich op een tedere manier met zijn vrouw. Hij helpt ook Italiaanse landverhuizers, net als de tennissende student, en zijn zoon staat zijn plaats in de reddingsboot af aan een oude vrouw. Waarschijnlijk verdrinken deze helden, maar zeker weten we dat niet: het zinken is meteen ook het einde van de film.
Het personage dat door de ramp juist zijn slechte karakter toont, is een duister, pokerspelend Balkantype dat zich tussen de vrouwen en kinderen in een reddingsboot dringt. De film blijkt een nationalistische, Amerikaanse poging om een tijdsbeeld te geven, met Amerikaanse helden en een schurk uit de Balkan.
Welke visie heeft Negulesco op de ramp zelf? Er is een tweede officier die zijn angst uitspreekt over de aanwezigheid van ijsbergen en de hoge snelheid van het schip. We zien ook dat er een gebrek aan reddingsboten is, maar er wordt weinig aandacht besteed aan de uiterst gebrekkige overlevingsfaciliteiten voor de tussendekspassagiers. Als personages ontbreken zij in het verhaal.
| |
Strips
- Ik heb Negulesco's film uit 1953 als ijkpunt genomen, omdat deze een combinatie van ingrediënten bevat die later vaak terugkeert, tot in Camerons Titanic toe.
Wat hebben auteurs sinds deze film met het gegeven gedaan? Het eerste voorbeeld dat ik ken, dateert uit 1976, maar dat wil ik om redenen die de lezer later zullen bevallen nog even in beraad houden. Ik begin met een stripverhaal voor volwassenen uit 1984. In het fraai getekende À la récherche de Sir Malcolm van Floc'h en Rivière dagdroomt hun ook in andere verhalen optredende personage Francis Albany in het Londen van 1962 over zijn vader. Deze Sir Malcolm Albany, de nieuwe Britse ambassadeur in Washington, is op weg naar zijn standplaats met de Titanic ten onder gegaan. We kijken naar de tienjarige Francis, die met zijn ouders, zijn nichtje Olivia en hun kindermeisje Mathilde op het schip rondloopt. Behalve met de oude heer Bloomfield, die een uniek exemplaar van de Rubaiyat bezit, komen de kinderen in aanraking met Amerikaanse en Duitse spionnen.
Dit laatste zorgt voor de raadsels. Is Sir Malcolm, op wiens instigatie de Amerikaanse agenten hutarrest kregen, een spion voor de Duitsers? Of Mathilde, die een misschien niet louter romantische belangstelling heeft voor de telegrafist Peter? Vlak na de ramp en de panische ontscheping blijkt zijn hele Titanic-avontuur echter een visioen van Francis Albany: hij is pas geboren op 15 april 1912, vlak na de ramp, op het schip de Carpathia. Als halfwees.
De ondergang van de Titanic als voorbode van de Eerste (en Tweede) Wereldoorlog is duidelijk een interpretatie vanuit onze tijd. À la récherche de Sir Malcolm is vooral een boeiende, oedipale fabel over de onbetrouwbaarheid van het geheugen.
In een andere Franstalige strip, de fascinerende serie Adèle Blanc Sec van Jacques Tardi, speelt de ramp een speciale rol: het is onderdeel van een complot uit een heel netwerk van complotten waarmee de heldin Adèle - journalist - in de loop van de serie wordt geconfronteerd.
Er zijn lezers die het daarom na een paar afleveringen voor gezien hielden: duivelaanbidders - de ene sekte van de christelijke duivel, de andere van de Assyrische duivel Pazuzu -, waanzinnige geleerden die eieren van sauriërs weten uit te broeden of een pithecantropus tot een moderne soldaat willen omvormen, dan wel een internationaal monsterverbond van moordzuchtige maffiosi, corrupte politiechefs, clowns die bij anarchistische intriges zijn betrokken, mannen die met behulp van een reuzenoctopus onschuldige Parijzenaars uitroeien, levende mummies die atoomgeleerden uit de tijd van de farao's zijn en Jules Verne-achtige piraten die vanuit een als ijsberg gecamoufleerde reuzenmachine schepen tot zinken brengen. Tussen die schurken en gekken blijken telkens onverwachte relaties te bestaan en allemaal plegen ze aanslagen op de arme Adèle.
De climax van die aanslagen is het tot zinken brengen van de Titanic, maar gelukkig heeft Adèle het maiden voyage-ticket niet gebruikt dat zij als journaliste van de White Star Line kreeg. Lijdt de heldin aan een hevige vorm van paranoia? Waarschijnlijk niet. Adèle is de enige normale figuur in het universum van Tardi, dat verder door alle denkbare soorten gekken wordt bevolkt.
Ook William Seils Sherlock Holmes and the Titanic Tragedy (1996) maakt gebruik van onze ken-
| |
| |
nis van de Eerste Wereldoorlog voor een spionageverhaal (geheime bouwtekeningen voor een onderzeeër zijn gestolen). Voor de rest is deze roman een voorbeeld van hoe het niet moet. Het idee van de gestolen duikbootplannen was ook al in 1912 niet erg origineel, laat staan in 1996. Weliswaar lezen we over de slechte situatie van de derdeklaspassagiers, maar in het verhaal spelen die geen enkele rol.
Een even gemiste kans is het optreden van de Amerikaanse detectiveschrijver J. Futrelle. Die zat in werkelijkheid inderdaad op de Titanic. Hij kwam om en zijn vrouw werd gered, weten we uit het lijstje achter in Walter Lords standaardgidsje A night tot remember (1956). Dat Futrelle dokter Watson en Holmes assisteert, ligt dus voor de hand, maar Seil maakt geen enkel gebruik van de eigenaardigheden van diens creatie ‘de denkende machine’ professor August van Dusen.
Het boekje van Lord is een aanrader voor ieder die wat meer wil weten over de ondergang van de Titanic. Er wordt dan ook dankbaar gebruik van gemaakt in de literatuur: altijd weer duikt het bejaarde echtpaar Strauss op, dat weigert bij de ontscheping van elkaar te scheiden.
| |
Brand
- Eveneens uit 1996 dateert de uitstekende roman Every man for himself van Beryl Bainbridge (zouden Seil en Bainbridge geweten hebben van de filmplannen?). De belangrijkste personages zijn, zoals in de meeste Titanic-fictie, eersteklaspassagiers: het mengsel van Britse adel en Amerikaanse miljonairs dat elkaar steeds tegenkomt in society-gebeurtenissen aan beide kanten van de oceaan en dat tijdens het diner converseert met zowel de kapitein, de scheepsbouwer als de directeur van de rederij White Star Line.
De eigenaar van die rederij, de multimiljonair J. Pierpont Morgan, liet het op het laatste moment afweten. Morgans neef, een rijke jongeman, is de verteller van Every man for himself. De kleine kring waarin hij zich beweegt, lijkt op die van de studenten uit de film van 1953. Het gezelschap is alleen een stuk minder braaf.
Tussen al die verwende, vervelende, zuipende
| |
| |
corpsballen is de jonge Morgan enigszins een buitenstaander. Hij heeft een onduidelijke achtergrond, al speelt dat geen rol gezien zijn familierelaties en opvoeding. Maar hij is meer betrokken bij het schip dan de anderen: als een soort stage moest hij van zijn oom assistentie bieden bij de bouw van de Titanic. Hij was daar in Belfast overigens slechts betrokken geweest bij de wastafels, maar hij raakte geïnteresseerd in de slechte condities waaronder de havenarbeiders leefden.
Een andere passagier is eveneens een outsider: de geheimzinnige Scurra, die te pas en te onpas in de buurt van de jonge Morgan opduikt. Scurra weet meer van Morgans voorgeschiedenis, omgekeerd komt die niets te weten over Scurra's achtergrond, hij weet zelfs niet in welke hut deze logeert. Morgan heeft een soort infantiele, marxistische ideologie ontwikkeld, die hij overigens tegenover de cynische Scurra niet kan volhouden. Zoals zoveel bevlogen jongeren uit de elite wordt hij bovendien teleurgesteld in een vertegenwoordiger van de opstandige arbeidersklasse op het schip. Tot zijn stomme verbazing voelt deze man geen enkele sympathie voor hem.
Morgans hoofd staat ook ergens anders naar dan naar het socialisme: naar een rijk, maar onbereikbaar meisje. Uiterst geschokt is hij dan ook als zijn schone maagd het met veel genoegen blijkt te doen met een oudere man... Scurra.
Als Morgan hem dit gedrag verwijt - hij was Scurra inmiddels als een mentor, eigenlijk als een vader, gaan beschouwen en had hem van zijn verliefdheid verteld - antwoordt deze laconiek: ‘Every man for himself.’ Nu Scurra als vadermodel is afgevallen, bedeelt Morgan die plaats toe aan de bouwer Thomas Andrews. De in de liefde teleurgestelde jongen wil iets nuttigs met zijn leven aanvangen en besluit scheepsarchitect te worden.
Door het contrast met het beroemde adagium ‘vrouwen en kinderen eerst!’ en het ‘We are prepared to go down like gentlemen’ vat de titel Every man for himself ook Bainbridge's visie op de ramp als geheel samen. Via de contacten die hij op de scheepswerf heeft gemaakt, weet Morgan namelijk al vroeg dat er te weinig reddingsboten en te weinig stokers zijn en dat er een hevige kolenbrand woedt. Er is tot op de huidige dag een sterke stroming onder de Titanic-vorsers, die meent dat niet de ijsberg, maar de brand de voornaamste oorzaak van de ramp is geweest. Want wat placht men te doen met opgeslagen kolen die in de brand raakten? Men schoof ze in de ovens, waardoor de druk op de ketels onevenredig werd opgevoerd. En dat kwam de rederij in de jacht naar een snelheidsrecord wel bijzonder goed uit. Bainbridge laat overigens het vuur doven, waarmee ze een aardige speculatie over de oorzaak van de ramp niet benut.
Het indrukwekkendst is Beryl Bainbridge in haar beginscène. Op de eerste pagina's van Every man for himself lezen we over een figuur vlak voor de ondergang van het schip. Pas veel later krijgt die proloog een betekenis en weten we dat het Morgan is die een laatste blik op Scurra werpt. De suggestie is duidelijk: de man masturbeert bij de ondergang van het schip. Of bij de ondergang van zijn wereld? Het is volgens mij de enige maal in de Titanic-fictie dat eros en thanatos expliciet met elkaar worden verbonden.
| |
Dante
- De ondergang van een wereld. Hans Magnus Enzensbergers Der Untergangder Titanic (1976), de opmerkelijkste literaire verwerking van de Titanic-mythe, heb ik voor het laatst bewaard. Deze bundel poëzie is geschreven in Havana en Berlijn, tussen 1969 en 1976, en markeert niet alleen een overgang in het denken van Enzensberger, maar ook in zijn literaire aanpak.
| |
| |
1976 was ook het jaar van de film Deutschland im Herbst, waarin een aantal regisseurs een visie gaf op de merkwaardige omstandigheden waaronder in één klap het hele management van de Rote Armee Fraktion in de supergevangenis Stammheim was omgekomen. Achteraf zijn die cinematografische excercities te beschouwen als een commentaar op de ondergang van de linkse cultuur uit de jaren zestig en zeventig en dat geldt ook voor de bundel van Enzensberger.
Het is duidelijk dat Enzensberger uiteindelijk koos voor een vorm die niet meer aan de politiekliteraire modes van 1969 beantwoordde, maar klassiek was. Hij noemt de meeste gedichten ‘Gesänge’, het Duitstalige equivalent voor ‘cantos’ (en laat Dante zelf door zijn werk heenlopen). Interessant is ook dat Der Untergang der Titanic niet alleen de gedichten bevat over de ramp, maar ook over de omstandigheden waaronder de auteur ze schreef. Bijvoorbeeld hoe warm het was in Havana toen hij een bijna kapotgedraaide kopie van Negulesco's film in een achterafbioscoopje zag.
Eigenlijk is Der Untergang der Titanic een ongebruikelijk geschreven journaal van Enzensbergers leven tussen 1969 en 1976. Maar wat heeft hij nu precies met de Titanic-mythen gedaan? Soms heeft hij het oude verhaal gedeconstrueerd tot fragmentarische details. Nu eens is de ijsberg het onderwerp voor een gedicht, dan weer de arme Japanner die in de chaos in een reddingsboot belandde en daardoor zijn eer verloor, of de onbekende Chinezen die plotseling onder een deken werden ontdekt. Enzensberger laat ook geesten uit de scheepsliteratuur opduiken, zoals Arthur Gordon Pym uit het werk van Poe.
Maar het unieke van de gedichtencyclus is dat tussen het gebabbel over Havana en het betoog over Dante of Leonardo plotseling bemanningsleden en passagiers opduiken. De ene keer als de dichter zich in het Amsterdamse Rijksmuseum bevindt, een andere keer op de historische lokatie: het ijskoude zwarte water waarin de lijken zinken. Deze huiveringwekkende scène roept associaties op met het muziekstuk The Sinking of the Titanic (1969) waarin de componist Gavin Bryars probeert te verklanken wat je zou horen wanneer de musici doorgaan met spelen terwijl het water hen omvat.
Het kennelijke plezier waarmee Enzensberger allerlei tot zijn beschikking staande poëtische vormen kon gebruiken, klinkt sterk door in Der Untergang der Titanic. rijmpjes, een blues over een zwarte stoker, bijna-proza, danteske schema's. Dit alles zit erin, evenals alle manieren waarop het thema van de ramp in de loop van de decennia is verwerkt, inclusief commentaren daarop.
| |
De veronachtzaamde Lieberman
- Zouden die strips en romans materiaal kunnen opleveren voor een interessantere film dan Camerons Titanic? Misschien wel, maar waarschijnlijk zou er geen Hollywoodfilm met 11 oscars van gekomen zijn. Want zo'n rare dromer met een oedipouscomplex of een zonderling die masturbeert bij het zinken, dat maakt de ramp echt niet aantrekkelijker voor het huidige bioscooppubliek. Misschien komt Enzensberger met al zijn bijzondere personages als bron voor een scenario nog het meest in aanmerking. Maar zijn figuren hebben te weinig met elkaar te maken en wat moet je als regisseur met zo'n spook uit het werk van Poe? Eén literaire verwijzing heeft Camerons film wel en die heb ik tot nu toe in geen enkele bespreking aangetroffen: het personage van de ‘merry seaman Bodine’, die als bijfiguur geregeld in het oeuvre van de Amerikaanse auteur Thomas Pynchon opduikt. Ik had hem eigenlijk eerder verwacht bij Enzensberger dan bij Cameron.
Het lag eerlijk gezegd ook niet voor de hand dat Cameron ander materiaal zou gebruiken dan het boek van Walter Lord, plus andere Titanicstandaardwerken en de film van Negulesco.
Maar misschien heeft hij zich ook door een andere film laten inspireren? Het is merkwaardig dat in de beschouwingen over het succes van Camerons Titanic de directe voorganger ontbreekt. In 1996 werd namelijk de film Titanic van Robert Lieberman uitgebracht voor het tv- en videocircuit. De afgelopen maanden hebben velen zich met de videoband getroost als ze geen kaartjes voor Camerons bioscoopsucces konden krijgen. Liebermans film zou in vergetelheid zijn geraakt als die van Cameron er niet was geweest. Want het is een bleke, soms wat knullig gemaakte film, ondanks (of door?) acteurs als George C. Scott, Peter Gallagher en Tim Curry, die bijna drie uur duurt.
Het is inderdaad een film voor de televisiekijker. De structuur en de effecten zijn anders dan die van een bioscoopproduct. Van het begin af aan maakt Lieberman de kijker duidelijk dat de boot zal vergaan. Op de kade in Southampton voorspelt een verlopen vrouw de ondergang aan
| |
| |
de passagiers die inschepen. In een van de verhaallijnen zien we bovendien hoe het ongelukkige kindermeisje (uit Floc'h en Rivière?) van een rijke Britse familie, voortdurend van haar voorspellende nachtmerries getuigt.
Een andere verhaallijn laat ons een jonge dief zien die aan de politie ontsnapt door van een dronken man een ticket te stelen. Zijn ideaal is om in Hollywood, bij Keystone, filmacteur te worden en zo Mary Pickford te leren kennen. Hij heeft een keurig accent en in smoking gekleed weet hij zich toegang te verschaffen tot het eersteklasdek om daar de rijke passagiers te beroven. Tussendeks, waar hij logeert, raakt hij verliefd op een vroom Deens meisje dat verpleegster wil worden. Voor haar wil hij graag zijn leven beteren. Zijn kwade genius, een scheepsemployé die samen met hem de rijke passagiers van hun kostbaarheden wil ontdoen, ziet dat met lede ogen aan. Die verkracht het meisje.
Een derde verhaallijn beschrijft een rijke Amerikaanse vrouw die na de begrafenis van een tante terugkeert naar haar man en dochtertje in New York. De hut naast haar blijkt gehuurd door haar Grote Liefde. Aanvankelijk tot haar hevige schrik, maar na enig tegenstribbelen laat zij zich weer door hem betoveren en belooft ze zelfs hem te volgen naar Bolivia. In een telegram brengt ze haar echtgenoot van dit voornemen op de hoogte.
Uiteraard verandert de ramp het een en ander aan de aspiraties van deze protagonisten. Het kindermeisje gaat er met de baby van de familie vandoor, waarna het gezin wanhopig zoekend ten onder gaat. Veilig en wel in New York aangekomen, merkt ze dat de pers haar als een heldin beschouwt en ze speelt die rol mee. De jonge dief wil het Deense meisje in veiligheid brengen en raakt onhandig te water. Maar dat redde wel zijn leven en op de Carpathia ziet hij het meisje weer. Samen gaan ze een mooie toekomst in Hollywood tegemoet. De rijke Amerikaanse is minder fortuinlijk, ze ziet haar Grote Liefde op de Carpathia terug, maar die is dood. Toch is het lot haar niet helemaal ongunstig gezind: op de kade wachten blij en ontroerd haar echtgenoot en dochter. Het scheidingstelegram was nooit aangekomen.
Liebermans visie op de ramp is duidelijk: al aan het begin stelt hij de kijker op de hoogte van het reddingsbotengebrek, waarnemingen van ijsbergen onderbreken regelmatig het relaas en we zien hoe rederij-directeur Ismay zich in een reddingsboot dringt en hoe de panische tussendekspassagiers als wilde dieren van de eerste klas zijn afgesloten. Nadat de eerste van hen is neergeschoten, constateert de dader: ‘It's every man for himself, from now on.’ De coïncidentie met Bainbridge lijkt me toevallig.
Weliswaar laat Lieberman van deze kant van de ramp meer zien dan Negulesco en versterkt hij bovendien door de verhaallijn van de jonge dief en de Deense de rol van de arme tussendekspassagiers. Ze dansen dat het een aard heeft.
Maar de verschillende verhaallijnen komen niet bij elkaar in één thema of motief, integendeel: aan het slot lijkt Liebermans film te desintegreren. Als kijker heb je hetzelfde gevoel als wanneer je midden in een soapserie voor het eerst een aflevering ziet: wat hebben die figuren nu precies met elkaar te maken? Dit verklaart ook waarom helden ontbreken, de verkrachtende schurk al van meet af aan een schurk was en er geen transformatie van personages plaatsvindt.
De belangrijkste kwestie blijft de noodzake- | |
| |
lijkheid. Is de ondergang van de Titanic in een fictioneel werk slechts het decor voor een verhaal dat evengoed elders zou kunnen spelen? Ik noem maar wat: rijke en arme blanken tijdens de boksersopstand in China, eenzelfde gezelschap bij de uitbarsting van de Krakatau, in een gebouw tijdens de grote aardbeving in San Francisco of in Londen tijdens de hevigste Blitz-aanval. Of gaat het om een project dat juist aan deze ijzige setting zijn zeggingskracht ontleent?
James Cameron is er wel in geslaagd het noodzakelijke verband tussen decor en verhaal aannemelijk te maken.
| |
Camerons kinderfilm
- Ik verwachtte dat Cameron veel meer verhaallijnen zou hebben uitgezet om ook de kijker uit het zap-tijdperk aan zijn bioscoopstoel gekluisterd te houden. Met veel filmgenieke rijken, maar vooral ook rijken die zich onledig houden met onfrisse zakelijke intriges. Met rustieke landverhuizers uiteraard, maar onder hen ook migranten die in een ingewikkeld anarchistisch complot verwikkeld zijn. Met fiere bemanningsleden die op de hoogte zijn van de gebreken van het schip en in gewetensnood raken. Met een stoet aan populaire acteurs - het is immers een dure film - die in cameo appearances de aandacht van de kijker nog op een ander niveau weten vast te houden. En natuurlijk met mooie, jonge mensen van beiderlei kunne die onder een adequate belichting de daad verrichten.
Het is daarom verrassend dat Cameron voor één intrige koos. Een liefdesverhaal. Eén menselijke eigenschap is kennelijk niet futiel: de liefde. Daarom concentreert de film zich op de jonge, arme Amerikaan Jack Dawson, en zijn verveelde, rijke landgenote, Rose De Wit Bukater, die weinig spannends ziet in een toekomst met de man aan wie haar ouders haar willen uithuwelijken. Alle andere personages zijn decorstukken, inclusief Cal Hockney, de onuitstaanbare verloofde. Ze logeren - met Roses moeder en Cals butler - in de luxe suite die oorspronkelijk voor J. Pierpont Morgan was gereserveerd.
Ik heb mij bij de film af en toe verveeld, maar over het geheel genomen lukte het Cameron mijn aandacht vast te houden en dat met één verhaallijn. Het heeft te maken met zijn vondst om de honderdjarige Rose tussen de moderne schatzoekers te laten terugblikken op de ramp, waarmee hij de hele film van een stevig kader voorzag. Maar nog meer omdat Cameron met Titanic een kinderfilm blijkt te hebben gemaakt. Ik bedoel dat niet negatief, ik weet ook wel dat tegenwoordig jongeren de voornaamste doelgroep vormen van de filmindustrie.
Het gaat mij om de transformatie van de personages waarop je bent ingesteld. Wordt iemand door de ramp een held of een schurk? De twee geliefden worden geen werkelijke helden die zich opofferen om bejaarden of kinderen te redden. Natuurlijk, Rose trotseert een onderlopend deel van het schip om haar geliefde Jack te halen, die daar van diefstal beschuldigd is vastgeketend. Maar dat is meer een kwestie van libido dan van courage. Geen Romeo en Juliet, geen Tristan en Isolde, misschien een beetje Orfeus en Euridice, met een vrouw die afdaalt in de travestie van Orfeus; betrokken bij de gebeurtenissen, geen afstandelijke waarnemer als Dante?
Nee, als het in deze film geen kwestie is van ‘every man (and woman) for himself’, dan toch een van ‘child (and woman) first’. Jack en Rose transformeren namelijk tot kinderen met de bijbehorende avonturen. Vanaf Roses nuffige pseudo-suïcide aan het achterschip, via het dansen tussen de landverhuizers en het vliegen op de boeg, het naaktschilderen en het copuleren in een fraaie automobiel, het is alles een kinderboek. Inclusief de schurken, want helden mogen dan ontbreken, schurken zijn er wel. Roses verloofde Cal bijvoorbeeld, die een kind ‘misbruikt’ om in de reddingsboot te belanden, nadat het omkopen van een bemanningslid was mislukt. Maar dat Cal ook in zijn persoonlijk leven een keiharde kapitalist is, speelt minder een rol dan dat hij zich zowel tegenover zijn verloofde als zijn rivaal overdreven arrogant en daardoor kinderachtig gedraagt.
Dat Jack en Rose door het hele schip rennen, is niet omdat Cameron ons wil laten zien hoe de stokers zich kapotwerken en de derdeklaspassagiers met hekken van de rest zijn afgesloten. De regisseur laat zien hoe ze zich door een voortdurende vlucht aan de wereld van de volwassenen onttrekken. Een poging doen om een eigen wereld te creëren.
Aanvankelijk oogt Jack als een harde jongen die met pokerspel een ticket verdient, maar al spoedig blijkt hij een tedere jongen en een begaafde artiest die in Parijs wat artistieke inspiratie heeft opgedaan. Eergevoel heeft hij ook. Als Rose van haar zelfmoord afziet en ze met hem
| |
| |
wordt aangetroffen door de bemanning en Cal, doet ze het voorkomen dat Jack haar heeft gered van een val. Hij weigert echter een geldelijke beloning daarvoor. Zijn eer als professioneel artiest staat hem vervolgens niet toe dat hij Rose grijpt tijdens de sessie waarin zij voor hem poseert.
Rose lijkt een arrogant kunsttrutje dat om haar conservatieve verloofde te plagen de ontaarde kunst van Picasso heeft aangeschaft. Plagen, want net als haar bioscooppubliek blijkt Rose veel meer van de figuratieve tekeningen te houden die de begaafde Jack maakt, dan van zo'n (niet bestaande) voorfase van ‘Les demoiselles d'Avignon’.
Dit alles komt tot ons via de clichés van Kruimeltje en verwante kinderboeken. Als Jack door de gemene Cal voor het diner wordt uitgenodigd en geen avondkleding heeft, duikt er plotseling een lieve tante (de onzinkbare Molly Brown?) op die hem zo'n outfit verschaft en hem bovendien een aantal handige tips geeft over zijn gedrag. Tijdens de conversatie aan die maaltijd maakt Jack niet eens zo'n gekke indruk. De conclusie voor de kijker is dat een behoorlijk avondkostuum en enige verbale kwaliteit voldoende is om je tussen de Amerikaanse jetset te handhaven (wat Lieberman al met zijn jonge dief had bewezen). Hun gewichtige gedrag is allemaal aanstellerij, met als contrast het echte, onopgesmukte leven van Jack, waarvan Rose deel wil uitmaken.
Dat zijn geen idealen uit 1912, maar van driekwart eeuw later. Doordat ze een relatie aangaan, komen Jack en Rose niet alleen in een zelfgeschapen kinderwereld terecht, maar vooral in die van de kinderen anno 1997. Je moet jezelf zijn en schrijlings op een paard zitten. Girl power. Posh Spice vindt een echte man. Uit onderzoeken blijkt dat de grootste liefhebbers van de Spice Girls, meisjes van acht jaar, de ideologie van hun favoriete groep op deze manier interpreteren. Niet zoals het Molly Brown-personage uit de film van Lieberman feministisch is; die voorspelt een vrouwelijke president in Amerika voor het eind van de twintigste eeuw.
Het best is Titanic dan ook te vergelijken met Suske en Wiske - een strip die zich steeds weer aanpast aan de nieuwe eisen van de doelgroep. Het Zinkende Zeekasteel. De sleutel voor zo'n actualisering zit al in het begin, als Rose een grapje maakt over Freud en de mannelijke obsessie voor de omvang van langwerpige objecten. In 1912 behoorde de Weense psychiater echter nog lang niet tot de conversatiestof van de eersteklastafels. Ook niet van een meisje dat Picasso koopt in Parijs om haar verloofde te pesten, maar eigenlijk een kloon van Toulouse Lautrec prefereert. James Camerons Freud komt daarom uit de grappen uit tv-series als Fawlty Towers, Absolutely Fabulous, Cheers en Frasier.
Uiteraard heeft Cameron zich ook laten inspireren door de wereld van de romantic fiction. Er bestaat een Harlequin-boekje over de Titanic, Ice Fall (1988) van Susan OCork. Het is een bekwaam vervaardigd geheel waarin alle bekende figuren de revue passeren en naar de eisen van het genre de liefdesperikelen van een aantal bronstige, rijke Amerikanen tijdens de bootreis worden beschreven. De boodschap van deze super loveboat story is dat kapitein Smith elk onbewaakt ogenblik aan, op of in een rijke, oudere weduwe zat en zijn collega Lord van de ss Californian uit liefdesnijd het zinkende schip het stikken. Een onvergetelijke one night stand die deze Lord vervolgens had beledigd, was aan boord van de Titanic. Wanneer deze beide kapiteins hun kop erbij hadden gehouden, waren er misschien meer opvarenden gered, is de interpretatie.
Ice Fall is zojuist in vertaling uitgebracht onder de titel Geheimen van de Titanic, want men pikt graag een graantje mee. Niet echter de Nederlandse literaire uitgevers; die hebben zich kennelijk neergelegd bij het feit dat Titanic voor eigentijdse kinderen is gemaakt die geen boeken meer lezen, maar kiezen voor tv, bioscoop of boeketreeks. Want in tegenstelling tot hun buitenlandse collega's zagen zij geen brood in de herleefde belangstelling voor de Titanic-mythologie. Walter Lord, noch Beryl Bainbridge, noch de filmnovelisatie van Ed. W. Marsh zijn in onze taal beschikbaar en de vertaling van Enzensberger is voor deze gelegenheid niet herdrukt. Er is immers een nieuw boek van hem, De telduivel.
Zo wint het medium film het wel heel gemakkelijk van het boek. En met een boek begon het verhaal van de ondergang van de Titanic toch ooit, honderd jaar geleden?
|
|