‘Zachtjes,’ commandeerde Gerrevink. ‘En zaklampen uit.’
De drie jongens kropen op handen en voeten over hun kameraden heen naar de uitgang van de tent. Buiten was het minder donker. Er was nog licht aan in het clubhuis en achter het clubhuis was een straat met lantaarns. De drie jongens renden voorovergebogen het voetbalveld over. Aan de zijlijn stond een grote legertent, precies zo een als waar ze zelf in sliepen, met een dikke hoge paal in het midden, kleinere palen in de hoeken en scheerlijnen van touw met houten haringen.
‘Sst, sst,’ siste Gerrevink toen hij naar binnen kroop. ‘Wij zijn van de juniorentent.’
Hij deed zijn zaklantaarn aan.
Sommige pupillen zaten geschrokken rechtop in hun slaapzakken, een paar andere sliepen al en merkten niets.
‘We gaan een nachtspel doen,’ zei Gerrevink. ‘Maar we hebben een jongen te weinig. Daarom mag één van jullie medoen.’
Hij scheen door de tent heen.
‘Wie wil er meedoen?’
Niemand antwoordde.
‘Het is een erg leuk spel,’ zei Gerrevink. ‘En het is geheim. De leiding mag er niets van weten.’
Het bleef stil.
‘Wie is jullie aanvoerder?’ vroeg Gerrevink.
‘Woltjer,’ zei een van de pupillen. ‘Maar hij is niet mee op kamp.’
‘Wie is er dan aanvoerder voor het kamptoernooi?’
Het jongetje antwoordde niet meer. Gerrevink scheen hem recht in zijn gezicht.
‘Doe jij mee?’
Het jongetje perste zijn lippen op elkaar en schudde zijn hoofd.
‘Wie is jullie aanvoerder?’
‘Prins,’ zei het jongetje zacht.
Prins, de linksback van p-i, deed alsof hij sliep. Gerrevink gaf hem een duw tegen zijn schouder. Folkerts en Hoving, die achter Gerrevink stonden, deden nu ook hun zaklantaarns aan.
‘Ik wil niet,’ zei Prins.
‘Je mag iemand aanwijzen,’ zei Gerrevink. ‘Omdat jij aanvoerder bent.’
Prins draaide zich om, met zijn gezicht naar het canvas.
‘Nagtegaal?’ vroeg Gerrevink.
Prins antwoordde niet.
‘Nagtegaal slaapt,’ zei een jongetje in een donkere hoek van de tent.
‘Nagtegaal?’ zei Gerrevink.
Prins knikte; het was nauwelijks te zien. Toen trok hij zijn hoofd in zijn slaapzak.
Nagtegaal was de derde reserve van p-i. Hij werd door Folkerts en Hoving bij de armen gepakt en overeind getrokken.
‘We gaan een nachtspel doen,’ zei Hoving. ‘Jij mag meedoen.’
‘Ik heb geen schoenen aan,’ zei Nagtegaal.
‘Die heb je ook niet nodig,’ zei Hoving. ‘Kom mee.’
Even later, voor hij goed en wel besefte wat hem overkwam, rende Nagtegaal tussen de grote jongens in over het voetbalveld. Het gras was nat en koud onder zijn blote voeten. In de tent van de junioren gingen tien zaklantaarns aan toen Gerrevink en de anderen binnenkwamen.
‘Nagtegaal doet met ons mee,’ zei Gerrevink. ‘Hij mag beginnen.’
Hoving pakte Nagtegaal bij de arm.
‘Je moet met je rug tegen de grote tentpaal gaan staan,’zei hij.
‘Wat moet ik doen?’ vroeg Nagtegaal.