bent, kun je je beter teweerstellen tegen conformisme, het tegendeel van verstandelijke moed.
Conformisme is veiligheid: doen wat de anderen doen, de (ongeschreven) regels volgen. Conformisme loont, zij het niet overdadig. Met non-conformisme kun je geweldige bewondering oogsten, maar ook op een afschuwelijke manier je gezicht verliezen.
De meeste mensen zijn conformisten. Dat is een statistische wet. Zelfs als het merendeel streeft naar non-conformisme, zoals in de beeldende kunst of het modern toneel, dan nog betekent dat niet meer dan een specifieke vorm van conformisme. De waarde van conformisme hangt, net als die van impulsiviteit, af van de context. Een oppassende burger die zich netjes aan de regels en de wetten van de overheid houdt, stelt zich prijzenswaardig op, althans in deze maatschappij op dit ogenblik. Voor de brave burgers van nazi-Duitsland geldt achteraf het tegendeel. Zo'n zwaar stempel drukt de context op het evalueren van conformisme dat Goldhagen met terugwerkende kracht het hele Duitse volk schuldig kon verklaren. En hij heeft nog gelijk ook, want het is tot op de dag van vandaag geen benijdenswaardig lot om als Duitser bewust de Tweede Wereldoorlog meegemaakt te hebben.
Iedereen hoopt dat hem nooit zal overkomen wat het gros van de brave Duitse burgers in de jaren dertig en veertig overkwam: angsthazerig of onverschillig je neerleggen bij de krankzinnige ideeën van een minderheid die daardoor vanzelf een meerderheid wordt. Zou ik zelf in een situatie dat het er werkelijk toe doet in staat zijn de moreel juiste keuze te maken?
Het is makkelijk niet te stelen, als je geld genoeg hebt.
Het is makkelijk pacifist te zijn, als je zelf niet wordt bedreigd.
Het is makkelijk voor je mening uit te komen, als je niet in een politiestaat leeft.
Maar die laatste stelling klopt niet. Een onafhankelijk oordeel geven hoort nog steeds bij de meest riskante ondernemingen die er bestaan. In 1958 voerde de sociaal-psycholoog Solomon Asch een briljant experiment uit naar conformisme. De opzet was geniaal in z'n eenvoud: acht proefpersonen zaten in een halve cirkel om een tafel en moesten beoordelen welke van drie voor hen op een scherm geprojecteerde lijnen (a, b of c) even lang was als een eerder getoonde standaardlijn. De volgorde waarin de proefpersonen antwoord gaven lag vast, gewoon het rijtje af van nummer 1 naar nummer 8. De enige echte proefpersoon was nummer 6, de zeven anderen waren medewerkers van Asch, wier taak het was vanaf de vierde keer consequent foute antwoorden te geven en de verkeerde lijn aan te wijzen. De nummers 6 uit de serie raakten in verwarring, omdat wat zij met hun eigen ogen zagen niet correspondeerde met de antwoorden van de anderen. Het resultaat was dat velen zwichtten voor het oordeel van de meerderheid en ook maar het foute antwoord gaven, niet omdat ze ervan overtuigd waren dat die anderen gelijk hadden, maar uit angst om op te vallen of uit gebrek aan zelfvertrouwen.
Dit experiment vind ik nog indrukwekkender dan de klassieker van Milgram, waarbij proefpersonen in de rol van leraar op gezag van de proefleider steeds zwaardere schokken aan ‘een leerling’ moeten toedienen. Gehoorzaamheid aan een wetenschappelijke autoriteit is in het algemeen geen slechte strategie - je vermoedt geen Mengele op een doorsnee Amerikaanse campus en die zat er uiteindelijk ook niet.
Maar bij Asch zag je hoe het naakte conformisme in z'n werk gaat. Het ging niet eens om iets ambigu's als een mening, waar je altijd verschillende kanten mee op kan en die daarom ook meer in aanmerking komt voor conformisme, maar het ging om iets simpels uit de wereld der feiten: welke lijnen zijn even groot? Er was voor de echte proefpersoon geen enkele reden om het foute antwoord te geven. De studenten die voor hem aan de beurt waren kende hij niet en ze waren niet afgeschilderd als bijzonder scherpe waarnemers of zoiets. Er was geen reden om aan te nemen dat ‘de anderen’ zich tegen hem zouden keren. De beloning na deelname aan het experiment was niet afhankelijk gesteld van goede of foute antwoorden. En toch lieten een heleboel proefpersonen zich leiden door het oordeel van de meerderheid uit een soort lapzwanserigheid, zoals dat wel vaker gaat met conformisme.
Had ik op mijn twintigste, als ik daar in dat rijtje had gezeten als proefpersoon nummer 6, wel de moed opgebracht het goede antwoord te geven? Ik durf er mijn hand niet voor in het vuur te steken.